Resultaten
Hieronder vindt u resultatenvan een deel van de HELIUS publicaties. Een overzicht van alle HELIUSpublicaties vindt u hier.
Direct naar resultaten uitjaar 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020 2021 2022 2023В�2024
2024
Kennis over de effecten van maatregelen tijdens de COVID-19 pandemie
De Nederlandse overheid heeft gedurende de COVID-19 pandemie diverse maatregelen getroffen om besmettingen te beheersen en de impact van COVID-19 op diverse doelgroepen en sectoren te minimaliseren. In dit rapport kunt u lezen wat verschillende onderzoeken, waaronder het HELIUS onderzoek naar het coronavirus, aan kennis hebben opgeleverd over de effecten van maatregelen tijdens de COVID-19 pandemie.
2023
Het coronavirus en risicofactoren voor hart- en vaatziekten
Het coronavirus heeft een groot effect gehad op ons gedrag en onze gezondheid. In deze studie keken wij naar het effect van het coronavirus op risicofactoren voor hart- en vaatziekten. We vonden dat de coronavirus pandemie heeft geleid tot tijdelijke veranderingen in bloeddruk, bloedsuiker, en nierwaarden. We zagen dit in vrouwen en mannen van alle etnische groepen. Ook vonden we dat dit waarschijnlijk voor een deel komt door veranderingen in gewicht en alcoholgebruik tijdens de coronavirus pandemie.
Hummel en collega’s in SSM Population Health
Man-vrouw verschillen in bloeddruk
De manier waarop de bloeddruk in het lichaam wordt geregeld is verschillend voor mannen en vrouwen. We weten nog niet goed hoe dat komt. In dit onderzoek hebben we gekeken welke metabolieten in het bloed (kleine stofjes in het bloed) voorspellend zijn voor de bloeddruk in mannen en vrouwen. We zagen inderdaad duidelijke verschillen tussen mannen en vrouwen. We vonden dat er metabolieten zijn die alleen bij mannen voorspellend zijn voor de bloeddruk en dat weer andere metabolieten voorspellend zijn voor de bloeddruk bij vrouwen. Dit onderzoek geeft nieuwe aanknopingspunten voor verder onderzoek naar de verschillen tussen mannen en vrouwen.
Verhaar en collega’s in Atherosclerosis
Helpen psychologische en sociale factoren bij het bepalen van de kans op hart- en vaatziekte?
Bij vrouwen ouder dan 50 jaar, en mannen ouder dan 40 jaar, kan de huisarts de kans berekenen op het krijgen van hart- en vaatziekte in de komende 10 jaar (screening). Dit doet de huisarts wanneer zij/hij denkt dat een patiënt misschien een hogere kans heeft: bijvoorbeeld omdat de patiënt rookt, overgewicht heeft, of omdat het in de familie zit. Bij een hogere kans kan de huisarts leefstijladvies of medicijnen geven, om de kans op hart- en vaatziekten weer lager te maken. In deze studie, keken we of we met psychologische en sociale factoren (zoals opleiding en depressieve klachten) de berekening beter konden maken. We vonden dat het helpt om ook opleidingsniveau en of iemand werkt of niet te gebruiken om de kans op hart- en vaatziekte te berekenen. Dit geldt in het bijzonder voor vrouwen, maar niet voor vrouwen en mannen van alle etnische groepen.
Hummel en collega’s in Preventive Medicine
Van je stokje gaan
Rechtop lopen is uniek voor mensen, maar dat gaat niet altijd goed. Soms kunnen mensen flauwvallen. Flauwvallen komt doordat er een kort moment te weinig bloed naar de hersenen gaat. Meestal is flauwvallen niet erg. In HELIUS is onderzocht dat 26% van de deelnemers ooit wel eens is flauwgevallen. Dat gebeurt vaker bij vrouwen dan bij mannen (31% tegenover 18%). Bij deelnemers met een Ghanese achtergrond kwam flauwvallen het minst vaak voor en bij deelnemers met een Nederlandse achtergrond het meest. In het algemeen hadden de deelnemers die wel eens zijn flauwgevallen een lager lichaamsgewicht, een lagere bloeddruk en een lagere creatine kinase activiteit. Creatine kinase is een eiwit dat de bloeddruk regelt. Dit onderzoek draagt bij aan de kennis die nodig is om beter te begrijpen hoe de bloeddruk in ons lichaam wordt geregeld en waarom sommige mensen vaker flauwvallen dan anderen.
Brewster en collega’s in International Journal of Cardiology; Heart and vasculature.
Roken en man-vrouw verschillen in hart- en vaatziekten
We weten dat mannen vaker een hart- of vaatziekte ontwikkelen dan vrouwen, en dat mannen vaker roken dan vrouwen. In deze studie vonden wij dat de lagere kans die vrouwen hebben op een hart- of vaataandoening niet of nauwelijks komt doordat zij minder vaak roken. In de groepen met een Surinaamse achtergrond werd wel een deel van die lagere kans op hart- en vaatziekten veroorzaakt doordat vrouwen minder vaak roken dan mannen. Het blijft belangrijk dat we zoveel mogelijk voorkomen dat mensen starten met roken of dat ze hulp krijgen bij het stoppen met roken. Maar het lijkt er op dat het man-vrouw verschil in de kans op hart- en vaatziekten daardoor in de meeste groepen niet zal veranderen.
Bolijn en collega’s in Preventive Medicine reports
Ervaren discriminatie, suïcidale gedachten en ‘mastery’
Eerder onderzoek van de HELIUS studie liet zien dat mensen discriminatie kunnen ervaren vanwege hun afkomst. In deze studie hebben we gekeken naar suïcidale gedachten. Dit zijn donkere gedachten, bijvoorbeeld over dat je beter dood zou kunnen zijn of dat je jezelf pijn wilt doen. Er werd een verband gevonden tussen ervaren discriminatie en suïcidale gedachten. Ook is er gekeken naar ‘mastery’. Mastery is de mate waarin iemand het gevoel heeft controle te hebben over het leven. We hebben niet aan kunnen tonen dat mastery van invloed is op het verband tussen ervaren discriminatie en suïcidale gedachten. Wel laat dit onderzoek zien dat een hoger gevoel van controle (mastery) verband houdt met minder suïcidale gedachten. In de toekomst moet worden onderzocht of interventies die het gevoel van controle (mastery) verhogen, kunnen helpen om suïcidale gedachten te verminderen.
Willemen en collega’s in BJPsych Open
Problemen tijdens de zwangerschap en risico op hart- en vaatziekten
Tijdens de zwangerschap kunnen problemen voorkomen (zwangerschapscomplicaties), zoals een hoge bloeddruk, suikerziekte, of een te vroege bevalling. Vrouwen met deze problemen hebben een hoger risico op hart- en vaatziekten op latere leeftijd. Dit geldt voor vrouwen van alle etniciteiten. Vrouwen van Surinaamse en Ghanese afkomst hadden vaker zwangerschapscomplicaties en risicofactoren voor hart- en vaatziekten dan vrouwen met een Nederlandse achtergrond. Volgens de onderzoekers is het belangrijk dat zowel vrouwen zelf als hun dokters al vanaf jonge leeftijd regelmatig checken of er risicofactoren zijn (zoals overgewicht, roken of hart- en vaatziekten in de familie), die reden zijn voor extra onderzoek of begeleiding door de huisarts.
Burger en collega’s in European Journal of Preventive Cardiology
Vaccinatie tegen het coronavirus en etniciteit
Mensen met een niet-Nederlandse achtergrond waren minder bereid zich te laten vaccineren tegen het coronavirus dan mensen met een Nederlandse achtergrond, op het moment dat er vaccins beschikbaar kwamen. Verder waren vrouwen, mensen die vonden dat het coronavirus werd overdreven in de media, en mensen jonger dan 45 jaar over het algemeen minder bereid zich te laten vaccineren. Andere factoren die samenhingen met een lagere bereidheid om zich te laten vaccineren verschilden tussen etnische groepen. Dit onderzoek heeft geholpen bij het vormgeven van gerichte vaccinatiecampagnes tegen het coronavirus.
Campman en collega’s in Vaccine
Triglyceriden als marker voor hart- en vaatziekten
Triglyceriden, een type bloedvetten, worden regelmatig gemeten bij bloedonderzoek door de huisarts. Hoge triglyceriden kunnen namelijk een signaal zijn voor een verhoogd risico op hart- en vaatziekten, maar dit is nog weinig onderzocht bij mensen van Afrikaanse afkomst. In deze studie hebben we gegevens van HELIUS deelnemers met zowel een Afrikaanse als Europese achtergrond gecombineerd met gegevens uit studies in Amerika, West-Afrika en Oost-Afrika. In deze studies deden mensen met een vergelijkbare achtergrond mee. We hebben ontdekt dat triglyceriden een minder goede marker zijn voor hart- en vaatziekten bij mensen met een Afrikaanse achtergrond in vergelijking met mensen met een Europese achtergrond, ongeacht waar ter wereld ze wonen. Daarom moet er voor bevolkingsgroepen met een Afrikaanse afkomst opnieuw gekeken worden naar de waarde van deze marker.
Meeks en collega’s in EBioMedicine
Patiënten met een hartaandoening lopen een hoog risico op herhaling
In dit onderzoek werden gegevens van zes Nederlandse studies gebruikt, waaronder gegevens van HELIUS. Binnen de groep deelnemers met een hartaandoening werd geschat wat het risico was op herhaling van een hartinfarct of beroerte, of sterfte door hart- en vaatziekte. Binnen 10 jaar hadden zij 20% kans op een herhaling, en de kans gedurende het resterende leven werd geschat op 54%. Aanpassen van de leefstijl (bijvoorbeeld stoppen met roken) en het nemen van medicatie voor bijvoorbeeld bloeddruk en cholesterol kan 7 jaar langer in goede gezondheid opleveren. Doordat naast vijf andere studies ook HELIUS data zijn meegenomen, kon dit onderzoek worden uitgevoerd op een meer diverse populatie, en zijn de conclusies beter toepasbaar op de hele Nederlandse populatie.
Trier en collega’s in European journal of preventive cardiology
Veranderingen in de samenstelling van het darmmicrobioom
Aanpassing aan een Westerse leefstijl (bijvoorbeeld voedingspatroon) kan invloed hebben op de samenstelling van de darmflora. In deze studie hebben we onderzocht welke veranderingen er zijn in de samenstelling van de darmflora tussen 1e en 2e generatie mensen met een migratieachtergrond, en tussen oudere en jongere mensen van Nederlandse afkomst in HELIUS. Bij mensen van Turkse, Marokkaanse en Nederlandse afkomst is de darmflora steeds minder divers, en nemen microben die samenhangen met een ongezonde leefstijl toe. In mensen met Surinaamse afkomst waren er minder veranderingen. Dit onderzoek draagt bij aan kennis over het voorkomen van gezondheidsproblemen als gevolg van een ongezonde leefstijl.
van der Vossen en collega’s in Microbiome
Kindermishandeling geeft een verhoogd risico op het gelijktijdig hebben van depressie en cardiometabole ziekten
Als iemand niet 1 maar meerdere ziekten tegelijkertijd heeft noemen we dat comorbiditeit (een ziekte erbij). In dit onderzoek is gekeken naar de combinatie van depressie en cardiometabole ziekten. Voorbeelden van cardiometabole ziekten zijn suikerziekte, hart- en vaatziekten, hoge bloeddruk en nierziekten. Er zijn gegevens van 13 studies gebruikt, waaronder gegevens van HELIUS. Bij volwassen met een voorgeschiedenis van kindermishandeling komt de combinatie van depressie en cardiometabole ziekten veel vaker voor dan bij leeftijdsgenoten zonder voorgeschiedenis van kindermishandeling. De kans hierop is wel 3 keer zo groot. Omdat depressie en cardiometabole ziekten samen voorkomen lijken ze een gemeenschappelijk factor te hebben, waar kindermishandeling invloed op heeft. Met de bevindingen van dit onderzoek kunnen we mensen met een voorgeschiedenis van kindermishandeling beter en eerder helpen hun gezondheid te verbeteren.
Souama en collega’s in BMC medical
Veranderingen in bloeddruk en etniciteit
In deze studie hebben we gekeken naar het verloop van de bloeddruk over de tijd en verschillen tussen etnische groepen. We hebben ontdekt dat de bloeddruk sneller stijgt bij deelnemers met een Ghanese, Turkse en Marokkaanse achtergrond in vergelijking met deelnemers met een Nederlandse achtergrond. Bovendien is het hebben van hoge bloeddruk in deze groepen sneller toegenomen dan in de Nederlandse groep. Deze studie laat zien dat er meer maatregelen nodig zijn om de behandeling van hoge bloeddruk in etnische groepen te verbeteren.
Vriend en collega’s in European journal of preventive cardiology
2022
Niet-alcoholische leververvetting en de rol van etniciteit
Tegenwoordig komt vervetting van de lever steeds meer voor. Vroeger kwam dit met name door alcoholgebruik of infecties zoals hepatitis B en C.Tegenwoordig komt dit met name door overgewicht en suikerziekte. Bij een deel van de HELIUS deelnemers met een hoger risico (omdat zij bijvoorbeeld overgewicht of suikerziekte hebben) werd er een speciaal soort echo van de lever gemaakt, een FibroScan genaamd. Deelnemers met een Ghanese achtergrond bleken veel minder vaak leververvetting te hebben dan mensen met een Turkse of Surinaams Hindoestaanse achtergrond. De reden hiervoor is nog niet duidelijk. Dit onderzoek draagt bij aan de kennis die nodig is om leverschade te voorkomen in groepen met een hoger risico.
Anne-Marieke van Dijk en collega's in Hepatology Communications
De rol van etniciteit in de samenhang tussen ontsteking en nierziekte
Uit eerder HELIUS onderzoek weten we dat nierziekten in bepaalde etnische groepen vaker voorkomen en anders verlopen. In dit onderzoek vonden we dat de samenhang tussen ontstekingsmarkers in het bloed en nierziekten verschilt tussen etnische groepen. Mogelijk verklaart dit voor een deel waarom er verschillen zijn in het voorkomen en verloop van nierziekten.
Lot Mosterd en collega's in Journal of Diabetes and its Complications
Etniciteit, COVID-19 en ziekenhuisopname
Mensen met een migratieachtergrond hadden een grotere kans op op ziekenhuisopname na een COVID infectie, dan mensenzonder migratieachtergrond.Echter, de kans op een negatieve uitkomst (opname op de intensive care of overlijden) nadat zij waren opgenomenwas gelijk tussen de groepen. Met behulp van gegevens uit het HELIUS onderzoek werden kenmerken van patiënten die opgenomen werden voor COVID vergeleken met de algemene bevolking. Hieruit bleek dat een mogelijke verklaring voor het verschil in ziekenhuisopnames het verschil in het voorkomen van chronische aandoeningen (zoals hoge bloeddruk en diabetes) is. Van deze aandoeningen is bekend dat ze vaker voorkomen bij patiënten met een migratieachtergrond.
Didier Collard en collega's in Open Forum Infectious Diseases
COVID-19 en toekomstige gezondheid
Verschillende levensgebieden zijn van invloed op toekomstige gezondheid, zoalshet inkomen, gezond gedrag, mentale gezondheid en gebruik van gezondheidszorg) Wij hebben de invloed van COVID-19 op deze levensgebieden onderzocht. We ontdekten dat bevolkingsgroepen met een migratieachtergrond en lager opgeleide groepen kwetsbaarder lijken te zijn voor negatieve veranderingen als gevolg van de COVID-19-pandemie. In deze groepen is een gerichte aanpak nodig om de kans op chronische ziekten als gevolg van de COVID-19-pandemie te voorkomen.
Felix Chilunga en collega's in the International Journal of Public Health
Vervroegde overgang en cardiovasculaire risicoscreening
Bij vrouwen wordt het '10-jaarsrisico op hart- en vaatziekten' berekend (screening) wanneer zij deze kenmerken hebben: boven de 50 jaar oud, rokend, overgewicht hebben of wanneer hart-en vaatziekten in de familie zit. Dit is belangrijk zodat er op tijd aan preventie en behandeling gedaan kan worden. In deze studie hebben we gekeken of we de vrouwen met een hogere kans op hart- en vaatziekten beter kunnen opsporen wanneer we naast deze kenmerken ook kijken naar een vroege overgang ((voor het 45ste levensjaar). In alle etnische groepen in HELIUS bleek dit niet zo te zijn. Vrouwen die vroeg in de overgang zijn gegaan hoeven dus niet gescreend te worden.
Annemarie Reilingh en collega's in Maturitas
Intermediaire hyperglykemie en diabetes
In dit onderzoek vonden wij dat intermediaire hyperglykemie (IH) vaker voorkomt in etnische minderheidsgroepen dan in de groep met Nederlandse afkomst. IH betekent dat glucosewaardes in het bloed verhoogd zijn, maar nog onder de drempelwaarde voor diabetes liggen. We vonden een sterke relatie tussen IH en latere diabetes, maar we vonden geen bewijs dat de relatie tussen IH en diabetes anders is voor de verschillende etnische groepen. Verder vonden we dat het risico voor het ontwikkelen van diabeteshet hoogst is als er meerdere bloedsuikerwaarden verstoord zijn.
Casper van Olden en collega's in Diabetes Research and Clinical Practice
De classificatie van chronische nierziekte en etniciteit
De classificatie van chronische nierziekte en evaluatie van de prognose is gebaseerd op twee componenten: geschatte glomerulaire filtratiesnelheid (eGFR) en urinaire albumine-tot-creatinineverhouding (ACR). Wij hebben gevonden dat de normaalwaardes voor beide componenten hoger liggen in etnische minderheidsgroepen in vergelijking met personen van Nederlandse afkomst. Chronische nierziekte en het risico op complicaties worden in deze groepen misschien niet goed geclassificeerd.
Brechje Huisman en collega’s in The Lancet
Gender en hart- en vaatziekten
In dit onderzoek vonden wij dat vrouwen die huisvrouw waren een verhoogde kans hadden op een ziekenhuisopname voor hart- en vaatziekten, vergeleken met vrouwen die geen huisvrouw zijn. Daarnaast hadden vrouwen die gematigd tijd besteden aan het huishouden een kleinere kans op een ziekenhuisopname voor hart- en vaatziekten, vergeleken met vrouwen die veel of juist weinig tijd besteden aan het huishouden. Dit onderzoek biedt nieuw bewijs dat factoren gerelateerd aan ‘gender’ (=sociaal-culturele verwachtingen van mannen en vrouwen) een rol kunnen spelen voor het opsporen van personen met een verhoogde kans op hart- en vaatziekten, vooral bij vrouwen.
Renee Bolijn en collega’s in Heart
Sociaal economische status en hoge bloeddruk
Het is bekend dat hoge bloeddruk meer voorkomt bij mensen met laag sociaal economische status (onafhankelijk van etnische achtergrond), en onze studie laat zien dat dit ook in Amsterdam zo is. We hebben echter ook ontdekt dat mensen met een lagere opleiding van Nederlandse en Creools-Surinaamse afkomst vaker behandeling voor hoge bloeddruk ontvingen dan mensen met een hogere opleiding. In de andere etnische groepen vonden we dit verschil niet.
Sebastiaan Blok en collega’s in The Journal of Hypertension
Sociaal-culturele verwachtingen van gender en diabetes type 2
Deze studie onderzocht het verband tussen factoren gerelateerd aan ‘gender’ (sociaal-culturele verwachtingen van mannen en vrouwen) en diabetes type 2. Een verband werd aangetoond tussen een grotere wens voor emotionele steun en diabetes, en voor het níet zijn van de hoofdkostwinnaar en diabetes. Dit verband veranderde niet nadat ook rekening werd gehouden met de bekende risicofactoren voor diabetes, zoals roken en BMI.
Mirthe Muilwijk en collega’s in Nutrition, metabolism, and cardiovascular diseases: NMCD
Corona-infectie en etniciteit
SARS-CoV-2 (corona) kwam vaker voor in de grootste etnische minderheidsgroepen van Amsterdam (Hindoestaans-Surinaams, Creools-Surinaams, Turks, Marokkaans, en Ghanees), vooral tijdens de tweede golf van de pandemie. Preventiemaatregelen, waaronder vaccinatie, moeten bij deze groepen worden aangemoedigd.
Liza Coyer en collega’s in The Lancet regional health. Europe
Tijdens de eerste golf van de pandemie kwam corona alleen vaker voor in één ethnische minderheidsgroep van Amsterdam (Ghanees).
Liza Coyer en collega’s in BMJ Open
Hier vindt u deresultatenin het Nederlands:
Bevolkingsgroepen met migratieachtergrond zwaarder getroffen door COVID-19
2021
Lichamelijke activiteit, voeding en darmmicrobiële patronen
In deze HELIUS-studie hebben we waargenomen dat de samenstelling en functionaliteit van de darmflora gerelateerd was aan voeding, aan fysieke activiteit, en aan factoren die samenhangen met fysieke activiteit (spierkracht en kuitomtrek).
Veera Houttu en collega’s in Metabolites
Sociaaleconomische status en variatie in hartslag
Een verminderde amplitude in de dagelijkse variatie van de hartslag lijkt niet samen te hangen met sociaaleconomische status. De amplitude geeft inzicht in de activiteit van je autonome zenuwstelsel en daalt door stress, emotie, ziekte of inspanning.
Benjamin P van Nieuwenhuizen en collega’s in The International Journal of Cardiology. Cardiovascular risk and prevention
Een genetische kaart van Amsterdam
In deze HELIUS studie presenteren we voor het eerst de genetische data van Amsterdamse inwoners en laten we de diversiteit van de stad zien. Het is van belang om deze genetische diversiteit in kaart te brengen omdat daarmee verschillen tussen Amsterdammers in gezondheid, vatbaarheid voor ziektes en effectiviteit van behandelingen beter begrepen kunnen worden.
Bart Ferwerda en collega’s in Frontiers in Genetics
Darmflora van volwassenen met en zonder astma
Uit deze studie blijkt dat de darmflora van HELIUS-deelnemers met astma grotendeels hetzelfde is als de darmflora van HELIUS-deelnemers zonder astma. De darmflora lijken dus geen grote rol te spelen bij volwassenen met astma.
Robert Kullberg en collega’s in Gut Microbes
Etnische discriminatie en depressieve stemming
Depressie komt vaker voor bij mensen die discriminatie ervaren. Onderzocht werd of sombere stemming wordt veroorzaakt door een ontregeling van het autonome zenuwstelsel ten gevolge van discriminatie. Hoewel wij in HELIUS een verband vonden tussen ontregeling van het autonome zenuwstelsel en sombere stemming, werd de relatie tussen discriminatie en sombere stemming hierdoor niet verklaard.
Julia Hagen en collega’s in The Journal of Psychiatric research
Diabetes en het darmmicrobioom
We zagen dat in deelnemers van Hindoestaans-Surinaamse en van Creools-Surinaamse afkomst de diversiteit in darmbacteriën lager was in deelnemers met diabetes type 2 die het medicijn metformine gebruikten, vergeleken met gezonde deelnemers. Verder onderzoek is nodig om zicht te krijgen op de rol van etniciteit in de relatie tussen diabetes en het darm microbioom.
Manon Balvers en collega’s in Nutrients
Opleidingsniveau en sympathovagaal evenwicht
Het sympathovagale evenwicht is een maat voor de balans tussen het sympathische zenuwstelsel (stelt het lichaam in staat om stressoren aan te pakken) en het parasympathische zenuwstelsel (brengt het lichaam tot rust). Deze studie onderzocht of verhoogde chronische stress in laagopgeleide groepen bijdraagt aan opleidingsverschillen in hart- en vaatziekten. En dan specifiek doordat stress de de sympathovagale balans verandert. Er werd geen bewijs gevonden voor de veronderstelde route, behalve voor een kleine bijdrage van financiële stress bij vrouwen.
Benjamin P van Nieuwenhuizen en collega’s in The International Journal of Behavioral Medicine
Eiwitinname, metabole status en de darmmicrobiota
Dierlijke eiwitinname hangt samen met prediabetes type 2 en diabetes type 2, maar niet met diversiteit van het microbioom, ongeacht etniciteit. Bepaalde soorten bacteriën werden geïdentificeerd die samenhangen met dierlijke eiwitinname. Deze zouden mogelijk de relatie tussen eiwitinname via de voeding en metabole status kunnen beinvloeden.
Pierre Bel Lassen en collega’s in Nutrients
Ontsteking en de associaties met aortastijfheid, coronaire hartziekte en perifere vaatziekte
Deze studie toont aan dat de samenhang tussen ontstekingsmarkers en vaatziekte verschilt tussen etnische groepen. Vervolgstudies kunnen zich richten op de voorspellende waarde van ontsteking op vaatziekte in verschillende etnische groepen.
Charles Hayfron-Benjamin en collega’s in EClinicalMedicine
Verband tussen depressieve stemming en slaapduur
Wij concluderen dat depressieve stemming in alle etnische groepen verband houdt met minder dan 7 uur per nacht slapen, maar niet met 9 (of meer) uur per nacht slapen, behalve in de groep van Nederlandse afkomst. Tussen 3,5% en 15,5% van alle slaapduren korter dan 7 uur per nacht (dit varieert per etnische groep) kan worden toegeschreven aan depressieve symptomen.
Kenneth Anujuo en collega’s in The International Journal of Environmental Research and Public Health
Lichaamsvoorkeuren en lichaamstevredenheid
In deze studie onder Ghanese, Creools-Surinaamse en Nederlandse HELIUS deelnemers hadden Ghanese vrouwen een voorkeur voor een iets voller lichaam dan Surinaamse en Nederlandse vrouwen. Verder waren Ghanese en Surinaamse vrouwen vaker tevreden met hun lichaam vergeleken met Nederlandse vrouwen. De verschillen tussen de etnische groepen bij mannen waren minder groot.
Jody Hoenink en collega’s in PLoS One
Draagt de voedselomgeving bij aan etnische verschillen in voedingskwaliteit?
Personen die een andere etnische achtergrond hebben dan de Nederlandse leven in minder gezonde voedselomgevingendan deelnemers van Nederlandse afkomst. Dit droeg echter niet bij aan etnische verschillen in voedingskwaliteit. Toekomstig onderzoek zou andere directe of indirecte gevolgen van het wonen in minder gezonde voedselomgevingen moeten onderzoeken.
Maartje Poelman en collega’s in Public Health Nutrition
Verschillen in lichaamssamenstelling en het risico op diabetes type 2
Wij hebben in verschillende etnische groepen gekeken of lichaamssamenstelling een verschillend risico geeft op het ontwikkelen van diabetes type 2. Daarnaast hebben we gekeken welke maat van lichaamssamenstelling (BMI, vetpercentage, heupomtrek, middelomtrek of middel-heup-ratio) de beste voorspeller is voor het ontwikkelen van diabetes type 2. Dit blijkt middel-heup-ratio te zijn, dit is onafhankelijk van etniciteit.
Marleen Zethof en collega’s in Diabetes Care
Depressie en hoge bloeddruk
Personen die een andere etnische achtergrond hebben dan de Nederlandse, hebben meer kans op het hebben van depressie én hoge bloeddruk. De resultaten laten zien dat de relatie tussen depressie en hoge bloeddruk anders is voor de verschillende etnische groepen in HELIUS.
Florence Fernald en collega’s in Interna land Emergency Medicine
Samenhang tussen schade aan grote en kleine bloedvaten bij mensen met en zonder diabetes
Onze studie toont belangrijke verschillen in de samenhang tussen schade aan grote bloedvaten en kleine bloedvaten tussen mensen met en zonder diabetes. Deze bevindingen bieden kansen voor toekomstig onderzoek gericht op preventie- en behandelingsstrategieën voor personen met bloedvatschade.
Charles Hayfron-Benjamin en collega’s in Microvascular Research
Complicaties van grote en kleine bloedvaten bij diabetes type 2
De bevindingen van deze studie suggereren etnische verschillen in macrovasculaire (grote bloedvaten) en microvasculaire (kleine bloedvaten) complicaties bij diabetes, waarbij nierschade en coronaire hartziekte de meest voorkomende complicaties zijn bij etnische minderheidsgroepen.
Gina Domínguez Armengol en collega’s in Primary Care Diabetes
Eiwitinname bij oudere volwassenen
Het optimaliseren van de eiwitinname is een nieuwe strategie om leeftijdsgebonden verlies van spiermassa en kracht bij oudere volwassenen te voorkomen. Het optimaliseren van de eiwitinname voor ouderen uit etnische minderheidsgroepen vereist een cultureel gevoelige benadering, die rekening houdt met specifieke eiwitproductsoorten en sociaal-culturele factoren.
Elvera Overdevest en collega’s in Nutrients
Verschillen tussen mannen en vrouwen in de associatie van sfingolipiden met leeftijd
Sfingolipiden vormen een groep van lipiden (vetten) die een belangrijke functie hebben in het beschermen van cellen en in diverse biochemische processen zoals het doorgeven van signalen. Verschillende aandoeningen kunnen voorkomen als gevolg van zowel het ontbreken van of een overvloed aan sfingolipiden.Dit onderzoek laat zien dat concentraties van sfingolipiden in het bloed toenemen met leeftijd in zowel mannen als vrouwen. Sfingolipiden zijn lager in vrouwen dan mannen op jonge leeftijd, maar op hogere leeftijd is dit andersom. Deze verschillen hangen mogelijk samen met het verschil tussen mannen en vrouwen in het risico op hart- en vaatziekten.
Mirthe Muilwijk en collega’s in Biology of Sex Differences
Determinanten van suboptimale bloeddrukcontrole
In dit onderzoek vonden we verschillende factoren die samenhangen met betere bloeddrukcontrole (o.a. van vrouwelijk geslacht zijn, getrouwd zijn en een hart- of vaatziekte hebben gehad) en factoren die samenhangen met slechtere bloeddrukcontrole (ernstig overgewicht hebben, medicijnen niet dagelijks gebruiken, het voorkomen van hoge bloeddruk in de familie).
Eva van der Linden en collega’s in The Journal of Clinical Hypertension (Greenwich, Conn.)
Risicomodellen voor diabetes type 2
Over het algemeen laten risicomodellen voor prevalente of niet-gediagnosticeerde diabetes type 2 een matig tot goed onderscheidingsvermogen zien in verschillende etnische groepen in HELIUS, maar een slechte kalibratie. Daarom moeten deze modellen vóór gebruik in de klinische praktijk opnieuw worden gekalibreerd en aangepast aan de situatie van de populatie waarvoor ze bedoeld zijn.
Morgan Obura en collega’s in Global Heart
Sociaal-economische verschillen in het sympathovagale evenwicht
Het sympathovagale evenwicht is een maat voor de balans tussen het sympathische zenuwstelsel (stelt het lichaam in staat om stressoren aan te pakken) en het parasympathische zenuwstelsel (brengt het lichaam tot rust). Er is een duidelijke sociaaleconomische gradiënt in metingen van het sympathovagale evenwicht. Dit geeft aan dat het sympathovagale evenwicht een rol kan spelen bij sociaaleconomische verschillen in hart- en vaatziekten en sterfte.
Benjamin van Nieuwenhuizen en collega’s in Psychosomatic Medicine
Carotenoïden en diabetes type 2
Carotenoïden zijn bioactieve stoffen in groente en fruit die een anti oxidatieve werking hebben. In deze studie vonden wij dat etnische verschillen in carotenoïden in het bloed beperkt bijdroegen aan etnische verschillen in diabetes type 2. Dit suggereert dat een focus op het verhogen van de inname van fruit en groenten alleen waarschijnlijk niet de etnische verschillen in diabetes type 2-prevalentie zal wegnemen.
Paola Flores Sanches en collega’s in Public Health Nutrition
2020
Sociaal-culturele gender karakteristieken en de kans op hart- en vaatziekten
In deze studie vonden wij dat zowel mannen als vrouwen die hoofdkostwinner waren, en vrouwen die in een door mannen gedomineerde beroepsgroep werken, een vergrote kans op hart- en vaatziekten hadden. Voor het opsporen van personen met een verhoogde kans op hart- en vaatziekten kunnen factoren gerelateerd aan ‘gender’ (=sociaal-culturele verwachtingen van mannen en vrouwen) een rol spelen.
Renee Bolijn en collega's in International Journal of Cardiology
Etniciteit en het vóórkomen van een “hartinfarct ECG” bij gezonde mensen
Er bestaat overlap tussen de ECG’s van gezonde mensen en patiënten met een hartinfarct. In deze HELIUS studie vonden we bij gezonde deelnemers een opvallend hoog percentage ECG’s die eruit zagen als een hartinfarct, in subgroepen van jonge mannen van Sub-Sahara Afrikaanse afkomst. Daarentegen kwam er bij andere subgroepen, bijvoorbeeld de Turkse oudere vrouwen, bij niemand zo’n hartinfarct ECG voor. De criteria die nu gebruikt worden om een hartinfarct te herkennen met behulp van een ECG, zouden niet alleen afhankelijk van leeftijd en geslacht zouden moeten zijn, maar ook van etniciteit.
Cato ter Haar en collega’s, in Journal of the American Heart Association
Man-vrouw verschillen in afwijkingen op het hartfilmpje (ECG)
Dit onderzoek onder HELIUS deelnemers die (nog) geen hartklachten hadden, liet zien dat ernstige afwijkingen op het ECG vaker voorkomen bij mannen dan bij vrouwen. Dit man-vrouw verschil in het vóórkomen van ernstige ECG afwijkingen was groter bij mensen van Nederlandse afkomst dan in andere groepen. Ernstige ECG afwijkingen komen namelijk vaker voor bij vrouwen van niet-Nederlandse afkomst dan bij vrouwen met een Nederlandse afkomst. Of mannen en vrouwen net zo vaak hart- en vaatziekten ontwikkelen nadat afwijkingen op het ECG zijn gevonden moet verder onderzocht worden.
Renee Bolijn en collega’s in BMJ Open
Darmflora, korte-keten-vetzuren en bloeddruk
Deze studie liet zien dat 4,4% van de verschillen in bloeddruk verklaard kon worden door de samenstelling van de darmflora. De darmflora bestaat uit een groot aantal bacteriën, die voedingsstoffen afbreken en nieuwe stoffen aanmaken. De verschillen waren groot tussen de bevolkingsgroepen: bij HELIUS deelnemers van Nederlandse afkomst was het verband tussen darmflora en bloeddruk veel sterker dan in andere groepen.
Barbara Verhaar en collega’s, in European Heart Journal
Spiermassa, spierkrachten eiwitinname in ouderen
Onderzoek onder HELIUS deelnemers van 55 jaar en ouder laat zien dat onder de Hindoestaans-Surinaamse Nederlanders de spiermassa en spierkracht het laagst was. en onder deelnemers van Turkse afkomst het hoogst. In alle groepen bleken degenen die meer eiwit aten ook meer spiermassa en spierkracht te hebben. In alle bevolkingsgroepen is aandacht voor inname van eiwitbelangrijk om gezond ouder te worden.
Berber Dorhout en collega's, in Ethnicity &Health
Sociale normen en gewicht
Sociale normen kunnen ervoor zorgen dat het voor mensen moeilijker is om hun eet- en beweeggedrag aan te passen. Als we ervoor willen zorgen dat minder mensen overgewicht hebben, moeten we niet alleen naar het eet- en beweeggedrag van één persoon proberen te veranderen, maar ook de sociale norm van wat een normaal gewicht is.
Loes Crielaard en collega’s, in Obesity Reviews
Diversiteit in het vaginale microbioom
De meeste vrouwen hebben vooral gezonde, melkzuur-producerende bacteriën, lactobacillen genaamd. Maar er bestaan ook ongezonde bacteriën. Dit zijn onder meer pathobionten, die infecties kunnen veroorzaken bij moeders en hun baby’s. Vrouwen van niet-Nederlandse afkomst hadden gemiddeld meer pathobionten dan Nederlandse vrouwen. De gevolgen hiervan moeten nog verder onderzocht worden.
Janneke van de Wijgert en collega's, in Frontiers in Cellular and Infection Microbiology
Verstoringen van de biologische klok en diabetes
De biologische klok kan verstoord worden door de timing van eetmomenten of de hoeveelheid slaap. Hoe vaak iemand ontbijt, wanneer iemand eet of niet eet, en hoe lang iemand slaapt, bleek anders voor deelnemers van HELIUS uit verschillende bevolkingsgroepen. Dat kon echter niet verklaren waarom in groepen met een migratieachtergrond diabetes meer voorkwam.
Mirthe Muilwijk en collega's,in Obesity
Vetzuren verklarend voor hoog diabetesrisico in Hindoestaas-Surinaamse mensen?
Hindoestaans-Surinaamse en Nederlandse deelnemers aan de HELIUS studie die meer aminozuren en meer van bepaalde sphingolipiden (ceramides) hadden, bleken in een periode van 4 jaar vaker diabetes te krijgen. Mogelijk verklaart dit daarom voor een deel waarom het diabetes risico onder mensen van Hindoestaans-Surinaamse afkomst hoog is.
Mirthe Muilwijk en collega’s, in BMJ Open Diabetes Research and Care
Jeugdtrauma en het risico op hart- en vaatziekten
Dit onderzoek laat zien dat hart- en vaatziekten vaker voorkomen onder volwassenen die in hun jeugd een trauma hebben meegemaakt. Hoe meer verschillende soorten jeugdtrauma’s iemand rapporteert hoe groter het risico op hart- en vaatziekten (8% per soort trauma). Dit verband kon niet worden verklaard door andere risicofactoren zoals een ongezondere leefstijl of biologische verschillen.
Maryse Bakema en collega’s, in Frontiers in Psychiatry
Alcohol- en tabaksverslaving en depressieve stemming
In vrijwel alle bevolkingsgroepen bleken mensen die overmatig alcohol drinken, enmensen die verslaafd zijn aan tabak, ook relatief vaak depressieve klachten te hebben. Dit bleek vooral voor mannen zo te zijn. Maar, die samenhang werd niet gevonden onderdeelnemers van Ghanese afkomst. En bijdeelnemers van Nederlandse afkomst bestond dit patroon alleen voor tabaksverslaving.
Simone van Binnendijk en collega’s, in Journal of Dual Diagnosis
2019
Kwaliteit van de voeding
In deze studie hebben we gekeken naar de mate waar iemands voedingspatroon in lijn is met de richtlijnen voor `Goede voeding` zoals die in Nederland gelden. In deze richtlijnen wordt bijvoorbeeld aanbevolen om 2 stuks fruit per dag te eten.
We vonden dat het voedingspatroon van mensen met een niet-Nederlands achtergrond van hogere kwaliteit is dan dat van mensen met een Nederlandse achtergrond.
Daarnaast zijn er binnen bevolkingsgroepen verschillen in voedingspatroon. Zo vonden we, onder mensen met een Nederlandse achtergrond dat het voedingspatroon gezonder was bij onder degenen met een hogere opleiding en een hoger beroep. Maar, anders dan we verwachten, vonden we dat niet onder mensen met een niet-Nederlandse achtergrond. Ook was de kwaliteit van de voeding van mensen met financiële problemen niet slechter dan van mensen zonder financiële problemen.
Deze studie laat zien dat bevolkingsgroepen verschillen in de kwaliteit van hun voedingspatroon. In tegenstelling tot wat we verwachtten, spelen het opleidingsniveau, beroepsniveau en het hebben van financiële problemen geen belangrijke rol bij de kwaliteit van de voeding van mensen met een niet-Nederlandse achtergrond. Verder onderzoek is nodig om te bepalen welke factoren dan wel van belang zijn.
Antibioticagebruik en kennis van antibiotica onder verschillende bevolkingsgroepen
Antibioticamedicatie wordt voorgeschreven als medicijn tegen ziekten die door bacteriën worden veroorzaakt, zoals bij oor- of blaasontsteking. Doordat mensen steeds vaker antibiotica gebruiken, worden bacteriën ook steeds vaker ongevoelig voor deze medicijnen, en helpen de medicijnen dus niet meer goed. Wij hebben in HELIUS onderzocht hoe vaak antibiotica wordt gebruikt door mensen met een Nederlandse, Creools-Surinaamse, Hindoestaans-Surinaamse, Turkse, Marokkaanse en Ghanese afkomst.
Daarnaast hebben we bij deze deelnemers gekeken naar hun kennis over antibiotica. Want kennis over antibioticamedicatie zou van invloed kunnen zijn op het gebruiken van deze medicatie. Bijvoorbeeld doordat iemand met minder kennis over antibiotica eerder om antibiotica vraagt bij de huisarts.
We vonden geen verschillen tussen bevolkingsgroepen in het gebruik van antibiotica. Alleen mensen van Ghanese afkomst uit de tweede generatie gebruikten meer antibiotica dan mensen met een Nederlandse afkomst. Creools-Surinaamse en Turkse deelnemers van eerste generatie (dus niet in Nederland geboren) gebruikten minder antibiotica dan Nederlandse deelnemers. Mensen die meer kennis over antibiotica hadden, gebruiken niet minder vaak antibiotica.
Voeding en depressie: onderzoeken gebundeld
Wereldwijd zijn er meerdere studies gedaan om te onderzoeken of mensen die een gezond voedingspatroon hebben, minder vaak aan depressieve klachten lijden. In sommige van die studies bleek dat wel het geval, in andere niet. Omdat in die studies de analyses verschillend zijn uitgevoerd, is niet duidelijk waarom de uitkomsten niet consistent zijn. Wij hebben de gegevens van 6 van die grote studies samengevoegd. Vervolgens hebben we ze allemaal op dezelfde wijze geanalyseerd Er zijn drie studies uit Nederland meegenomen (waaronder de HELIUS studie) en drie buitenlandse studies: uit Engeland, Italië en Australië. In totaal zijn er 23.026 deelnemers onderzocht.
We vonden dat in al die studies samen mensen met een gezonder voedingspatroon minder depressieve klachten rapporteren. Met een gezond voedingspatroon bedoelen we dan: veel fruit en groente, vis, volkoren granen en peulvruchten, en weinig rood vlees. Deze bevindingen ondersteunen het idee dat een gezond voedingspatroon kan helpen bij het voorkomen of verminderen van depressieve klachten.
Jeugdtrauma en depressie
Het is bekend dat volwassenen die vroeger een jeugdtrauma hebben meegemaakt vaker depressief zijn dan mensen die dat niet hebben meegemaakt. Wij hebben onderzocht of dit verband tussen jeugdtrauma en depressie ook bestaat in de verschillende bevolkingsgroepen van de HELIUS studie. De verschillende soorten van jeugdtrauma waarover we informatie hebben gevraagd waren emotionele verwaarlozing, lichamelijke mishandeling en seksueel misbruik voor het 16e levensjaar.
Ook binnen de HELIUS studie komt depressie inderdaad vaker voor wanneer een deelnemer een jeugdtrauma heeft meegemaakt. We vonden dit verband in alle bevolkingsgroepen. Wel waren er kleine verschillen tussen bevolkingsgroepen in hoe sterk dit verband is. Van de verschillende soorten van jeugdtrauma, was het verband tussen emotionele verwaarlozing en depressie het sterkst.
Volwassenen die traumatische ervaringen in hun jeugd hebben meegemaakt, hebben een hoger risico op depressie op latere leeftijd. Dit geldt voor alle onderzochte bevolkingsgroepen. Jeugdtrauma’s snel onderkennen en vroeg ingrijpen is een belangrijke strategie om depressieve klachten onder volwassenen te verminderen.
Buurtveiligheid en fysieke activiteit
Eerder onderzoek heeft aangetoond dat mensen die in een minder veilige buurt wonen minder wandelen en fietsen. Dit zou kunnen komen doordat zij meer stress en angst ervaren, en daardoor onaangename en gevaarlijke plaatsen op de fiets of lopend vermijden.
Eerdere studies laten zien dat vrouwen, ouderen, mensen met een niet-Nederlandse achtergrond en mensen met een lagere opleiding hun buurt minder veilig vinden. In dit onderzoek hebben wij daarom onderzocht of, binnen een minder veilige buurt, het vooral deze groepen zijn die minder wandelen en fietsen.
De resultaten van ons onderzoek laten zien dat personen die in een minder veilige buurt wonen inderdaad minder fietsen. Dat geldt met name voor vrouwen en voor mensen met een Marokkaanse en Turkse achtergrond. Maar, mensen in minder veilige buurten wandelen niet minder. Dat geldt voor iedereen, dus mannen en vrouwen, jongeren en ouderen etc.
Verder onderzoek moet aantonen of maatregelen die de buurtveiligheid verbeteren, er uiteindelijk ook aan bijdragen dat de inwoners meer gaan fietsen.
Hepatitis B en C infecties onder Amsterdammers
Het hepatitis B virus en het hepatitis C virus kunnen een ontsteking van de lever veroorzaken. Deze virusinfecties kunnen worden opgelopen via besmet bloed. Dit kan bij de geboorte als de moeder hepatitis B of C heeft, of bij onveilig seksueel contact (dit laatste geldt voornamelijk voor hepatitis B). Het kan soms lang kan duren voordat iemand die het hepatitis B of hepatitis C virus bij zich draagt klachten krijgt. Om te voorkomen dat personen na een tijd ziek worden van een hepatitis B of C infectie is op tijd opsporen van het virus, controle en behandeling belangrijk. Voor zowel hepatitis B en C zijn er goede medicijnen.
Daarom hebben wij onderzoek gedaan naar hoe vaak hepatitis B en C voorkomen onder Amsterdammers. Hiervoor is het bloed van 3000 HELIUS deelnemers getest op de aanwezigheid van hepatitis B en C: dit waren 1000 personen geboren in Suriname (500 met een Hindoestaans-Surinaamse achtergrond en 500 met een Creools-Surinaamse achtergrond), 500 personen geboren in Ghana, 500 personen geboren in Turkije, 500 personen geboren in Marokko en 5oo personen met een Nederlandse achtergrond.
Hieruit bleek dat 1% van de Hindoestaans-Surinaamse, 2% van de Creools-Surinaamse, 5.5% van de Ghanese, 4% van de Turkse, 1% van de Marokkaanse en 0.5% van de Nederlandse Amsterdammers een hepatitis B virus infectie hadden. Ruim de helft van hen wist niet dat zij een hepatitis B infectie hadden. Hepatitis C virus infecties kwamen weinig voor in alle groepen. De personen die een hepatitis B en C infectie hadden zijn hiervan via de huisarts op de hoogte gesteld.
Deze studie laat zien dat het belangrijk is om opsporingsprogramma’s op te zetten voor groepen mensen met een verhoogde kans op hepatitis B infectie. Zo kunnen zij worden gecontroleerd en behandeld voordat ze ziek worden.
Wat voor rol spelen de kosten van voeding voor het voedingspatroon van Nederlanders van verschillende sociaaleconomische en etnische achtergronden?
Uit verschillende studies in andere landen is gebleken dat de kosten van voeding een belangrijke rol spelen bij wat mensen eten. In Nederland zijn de kosten voor eten en drinken relatief laag ten opzichte van andere landen. Het is nog niet bekend of voedingskosten ook in Nederland gerelateerd zijn aan wat mensen eten.
Hoe ‘duur’ eten is, is afhankelijk van wat producten kosten in de winkel. Maar hoe duur het is om een gezond te eten hangt ook af van wat mensen te besteden hebben, en hoe mensen omgaan met hun budget. Uit eerdere studies is gebleken dat sommige culturele groepen gezonder kunnen eten met een kleiner budget. Hetzelfde geldt voor mensen die meer kennis hebben van gezonde voeding, samenhangend met een hoger opleidingsniveau. Daarom hebben we onderzocht of de rol van voedingskosten verschilt tussen mensen met een verschillende afkomst, en tussen mensen met een lage of hoge opleiding.
In de HELIUS studie hebben deelnemers informatie gegeven over wat zij eten. Wij hebben ook gegevens verzameld over wat eten en drinken in de supermarkt, bij de toko, bij de bakker, enzovoorts kostte. Hiermee hebben we voor elke deelnemer een inschatting gemaakt van wat hun voedingskosten waren. Zoals verwacht vonden we dat mensen gezonder aten wanneer zij meer geld uitgaven aan hun voeding (als hun voedingskosten hoger waren).
We vonden echter wel verschillen tussen groepen. Zo aten vooral mensen met een Turkse achtergrond veel gezonder als ze meer geld uitgaven aan voeding, terwijl dit verband veel minder sterk was bij mensen met een Marokkaanse achtergrond. Ook hoger opgeleide mensen aten veel gezonder als ze meer geld uitgaven aan voeding, terwijl dit verband minder sterk was bij mensen met een lagere opleiding. Deze verschillen komen mogelijk door andere vaardigheden die helpen bij het eten van een gezond voedingspatroon, zoals kookvaardigheden en kennis over gezonde voeding.
Kenmerken van de buurt en depressieve klachten
In een grootschalige studie is onderzocht of de kenmerken van de buurt waar je woont gerelateerd zijn aan het hebben van depressieve klachten. Er is gebruik gemaakt van gegevens van acht grote studies in heel Nederland, waaronder de HELIUS studie. In totaal zijn 32.487 Nederlanders onderzocht.
De buurtkenmerken die werden bestudeerd waren: stad of platteland, het gemiddelde inkomen, het percentage bijstandsuitkeringen, het percentage inwoners met niet-Nederlandse achtergrond, de huizenwaarde, de hoeveelheid water en groen, de hoeveelheid geluid, luchtvervuiling, sociale samenhang en criminaliteit. Van deze buurtkenmerken bleken met name een laag inkomensniveau, meer bijstandsuitkeringen, meer inwoners met niet-Nederlandse achtergrond en meer criminaliteit samen te gaan met depressieve klachten.
Dit betekent dat niet alleen persoonlijke omstandigheden, zoals bijvoorbeeld armoede of stress, maar ook de armoede en onveiligheid van je buurt op iemands geestelijke gezondheid van invloed kan zijn.
Referentie: E Generaal, EO Hoogendijk, M Stam, CE Henke, F Rutters, M Oosterman, M Huisman, SE Kramer, PJM Elders, EJ Timmermans, J Lakerveld, E Koomen, M ten Have, R de Graaf, MB Snijder, K Stronks, G Willemsen, DI Boomsma, JH Smit, BWJH Penninx. Neighbourhood characteristics and prevalence and severity of depression: a pooled analysis of eight Dutch cohort studies. Br J Psychiatry 2019;215(2):468-475.
Gaat zorggebruik in het land van herkomst onder Turkse en Marokkaanse migranten samen met minder zorggebruik in Nederland?
Een groot deel van Nederlanders met een Turkse of Marokkaanse achtergrond maakt gebruik van de gezondheidszorg in hun land van herkomst wanneer zij daar voor korte of langere tijd verblijven (21% van alle Turkse Nederlanders en 10% van alle Marokkaanse Nederlanders in het afgelopen jaar). Als zorggebruik in Turkije of Marokko leidt tot minder zorggebruik in Nederland, dan kan dat een gevaar zijn voor de zorg van chronische ziekten. Iemand met suikerziekte kan bijvoorbeeld een controle van zijn bloedsuiker overslaan waardoor deze minder goed is ingesteld.
Wij hebben in de HELIUS studie onderzocht of Nederlanders met een Turkse of Marokkaanse achtergrond die zorg gebruiken in Turkije of Marokko inderdaad minder gebruik maken van de gezondheidszorg in Nederland. Dit bleek niet het geval: het gebruik van zorg in Nederland bleek juist relatief hoog. Daarnaast vonden wij dat hoe meer zorg er in Turkije of Marokko wordt gebruik, hoe meer zorg er ook in Nederland wordt gebruikt. Onze resultaten geven daarom geen aanleiding om te denken dat het vermijden van zorg in Nederland een probleem vormt in deze groepen.
Referentie: A Sekercan, MB Snijder, RJG Peters, K Stronks. Associations between healthcare consumption in country of origin and in country of residence by people with Turkish and Moroccan backgrounds living in the Netherlands – the HELIUS study. Eur J Publ Health 2019;29(4):694-699.
Schatten van het risico op hart- en vaatziekten bij mensen van verschillende afkomst
Iemand die een hoge bloeddruk heeft, of een hoog vetgehalte in het bloed, krijgt niet altijd medicijnen hiervoor. Om te beoordelen of medicijnen tegen een hoge bloeddruk of een hoog vetgehalte nodig zijn, berekenen huisartsen de kans dat iemand binnen 10 jaar hart- en vaatziekten zal ontwikkelen. Alleen wanneer deze kans hoog is, worden medicijnen voorgeschreven.
Er zijn verschillende wiskundige modellen waarmee een huisarts de kans op hart- en vaatziekten kan berekenen. Geven deze modellen hetzelfde resultaat? Dit is belangrijk, want als de modellen veel van elkaar zouden verschillen, dan krijgt iemand wel of geen medicatie afhankelijk van welk model wordt gebruikt.
Van twee modellen die in Nederland gebruikt worden is al bekend dat, voor mensen van Nederlandse afkomst, deze modellen ongeveer even goed zijn in het schatten van de kans op hart- en vaatziekten. In de HELIUS studie hebben we onderzocht of dit ook zo is voor mensen met een Turkse, Marokkaanse, Ghanese, Creoolse en Hindoestaanse afkomst. Dat bleek inderdaad het geval. Deze kunnen dus allebei gebruikt kunnen worden, ongeacht de afkomst van de patiënt.
Opleidingsniveau, langdurige ziekten en kwaliteit van leven
Het hebben van één of meerdere langdurige ziekten vermindert iemands kwaliteit van leven. Mogelijk is dit bij mensen met een lager opleidingsniveau nog meer het geval dan bij mensen met een hogere opleiding. Bijvoorbeeld omdat mensen met een lager opleidingsniveau vaker werk hebben waarvoor ze lichamelijk heel gezond moeten zijn.
Dit hebben wij met gegevens van HELIUS deelnemers van Nederlandse afkomst onderzocht. We onderzochten of mensen met één of meer langdurige ziekten (hartinfarct, pijn op de borst, hoge bloeddruk, suikerziekte, overgewicht en depressieve symptomen) een minder goede kwaliteit van leven hadden. Ook keken we of dit meer zo was bij mensen met een lager opleidingsniveau.
De resultaten lieten zien dat mensen met langdurige ziekten inderdaad een minder goede kwaliteit van leven hadden. Maar, het bleek niet uit te maken welk opleidingsniveau de deelnemers hadden. Het is wel belangrijk om te vermelden dat langdurige ziekten vaker voorkwamen bij mensen met een middelbaar of lager opleidingsniveau. Bij hen is er dus wel meer ruimte om de kwaliteit van leven te verbeteren door ziekte te voorkomen.
2018
Verschillen in Chlamydia infectie tussen bevolkingsgroepen
Een seksueel overdraagbare aandoening (soa) is een infectie die je kan oplopen als je seks zonder condoom hebt gehad met iemand die een soa heeft. We weten dat er verschillen bestaan in hoe vaak soa’s voorkomen tussen personen met een verschillende migratieachtergrond. Wij weten echter niet waardoor dat komt. Dit kan te maken hebben met seksueel gedrag en of iemand medische hulp zoekt bij klachten door een mogelijke soa (ook wel ‘seksueel medisch zoekgedrag’ genoemd ).
In dit onderzoek is gekeken naar Chlamydia, de meest voorkomende soa in Nederland. In dit onderzoek werd gevonden dat Chlamydia vaker voorkomt onder Amsterdammer met een migratieachtergrond dan onder Amsterdammers met hetzelfde opleidingsniveau met een Nederlandse afkomt. Dit verschil werd echter niet veroorzaakt door verschillen tussen de bevolkingsgroepen in seksueel gedag of medisch zoekgedrag.
Toekomstig onderzoek naar de verschillen in het voorkomen van soa tussen personen met een verschillende migratieachtergrond zou zich moeten richten op andere mogelijke oorzaken.
Het vóórkomen van multimorbiditeit in verschillende bevolkingsgroepen
Uit onderzoek is gebleken dat mensen met twee of meer chronische ziekten (ook wel multimorbiditeit genoemd) vaker een verminderde kwaliteit van leven, meer psychische problemen en een hogere sterftekans hebben. Wij hebben onderzocht of multimorbiditeit vaker voorkomt onder bevolkingsgroepen met een migratieachtergrond.
In deze studie bleek dat een kwart tot de helft van de mannen (27%-53%) en een nog groter deel van de vrouwen (39%-70%) ten minste twee chronische ziekten heeft. We vonden dat het hebben van twee of meer chronische ziekten bij mannen en vrouwen van Hindoestaans-Surinaamse, Creools-Surinaamse, Ghanese, Turkse en Marokkaanse afkomst vaker voorkomt dan onder mannen en vrouwen van Nederlandse afkomst. Multimorbiditeit begint daarbij op veel jongere leeftijd (10 tot 30 jaar éérder) in de groepen met een migratieachtergrond.
Referentie: W Verest, H Galenkamp, B Spek, MB Snijder, K Stronks, IGM v Valkengoed. Do ethnic inequalities in multimorbidity reflect ethnic differences in socioeconomic status? The HELIUS study. Eur J Publ Health 2019;29(4):687-693.
De kans op hart- en vaatziekten bij mensen zónder overgewicht
Uit eerder onderzoek blijkt dat de kans op hart- en vaatziekten vaak hoger is bij mensen met een Hindoestaans-Surinaamse, Creools-Surinaamse, Ghanese, Turkse of Marokkaanse afkomst dan mensen met een Nederlandse afkomst. Dit komt voor een deel doordat overgewicht in deze groepen vaker voorkomt dan bij mensen met een Nederlandse afkomst.
In dit onderzoek is bekeken of de hogere kans op hart- en vaatziekten bij de eerder genoemde groepen met een niet-Nederlandse afkomst óók geldt voor mensen zónderovergewicht. Om dit te onderzoeken is in het HELIUS onderzoek gekeken naar alle deelnemers zonder overgewicht, en is bij hen het suikergehalte in het bloed, het vetgehalte in het bloed, en de bloeddruk onderzocht. Hieruit bleek dat ook bij alle mensen zonder overgewicht, het suikergehalte, vetgehalte, en/of de bloeddruk bij Hindoestaans-Surinaamse, Creools-Surinaamse, Ghanese, Turkse en Marokkaanse deelnemers hoger was dan bij Nederlandse deelnemers. Hierdoor is ook het risico op hart- en vaatziekten bij deze groepen hoger dan bij Nederlandse deelnemers.
Op basis van onze resultaten zouden huisartsen ervoor kunnen kiezen om bij mensen met een niet-Nederlandse afkomst sneller het risico op hart- en vaatziekten te bepalen, zelfs als deze mensen een gezond gewicht hebben. Hierdoor zal bij deze mensen een hoge bloeddruk en/of en hoog vetgehalte mogelijk eerder worden behandeld, waardoor meer hart- en vaatziekten kunnen worden voorkómen.
De Fagerström-test voor nicotine-afhankelijkheid
Uit het HELIUS onderzoek weten we al dat sommige bevolkingsgroepen meer roken dan andere. Maar het is niet bekend hoe het zit met nicotine-afhankelijkheid (verslaving). Daarom hebben wij dit in HELIUS onderzocht onder Nederlandse, Hindoestaans-Surinaamse, Creools-Surinaamse, Turkse en Marokkaanse rokers. De groep met een Ghanese afkomst hebben wij niet meegenomen in dit onderzoek, omdat er in deze groep maar heel weinig mensen roken.
Nicotine-afhankelijkheid is in HELIUS met de Fagerström-test gemeten. Deze bevat zes vragen over het rookgedrag. Eerst werd de manier van beantwoording van de zes vragen vergeleken, vervolgens werd de nicotine-afhankelijkheid tussen de groepen vergeleken.
De manier van beantwoorden van de vragen verschilde per bevolkingsgroep. Hiermee is in de verdere analyses rekening gehouden. Voor de vragen over “in de ochtend roken” en “de manier van roken” werden geen verschillen gezien tussen de bevolkingsgroepen, maar voor de vragen over “het aantal sigaretten dat per dag gerookt werd” en "de tijd voordat de eerste sigaret werd opgestoken" werden wél verschillen tussen de bevolkingsgroepen gevonden. Drie van de vier groepen van niet-Nederlandse afkomst rookten meer sigaretten en vroeger op de dag in vergelijking met de groep van Nederlandse afkomst.
De conclusie van het onderzoek is dat de vragenlijst om nicotine-afhankelijkheid te meten per bevolkingsgroep een andere meting oplevert. Maar, ook als we hier rekening mee hielden was de nicotine-afhankelijkheid onder Hindoestaans-Surinaamse, Turkse en Marokkaanse rokers hoger ten opzichte van de Nederlandse rokers. Dit zou kunnen komen door verschillen in omgevingsfactoren en genetische factoren.
Geluidsoverlast van wegverkeer en depressieve klachten
Uit eerder onderzoek is gebleken dat geluidsoverlast van wegverkeer samen gaat met meer fysieke problemen, waaronder hart- en vaatziekten, diabetes mellitus en hypertensie. Zulke geluidsoverlast zou ook kunnen zorgen voor geestelijke problemen zoals depressie, maar hier is nog weinig onderzoek naar gedaan.
We hebben bestaande geluid- en omgevingsdata gekoppeld aan de gegevens van het HELIUS onderzoek. Hierdoor konden we onderzoeken of meer geluid van wegverkeer bij de woning van de deelnemers samenhing met meer depressieve klachten van deelnemers.
Onze resultaten laten zien dat mensen die wonen op een plaats met wegverkeergeluid van luider dan 70dB, vaker depressieve klachten rapporteren. Het maakt niet uit of deze mensen hoog of laag opgeleid zijn, of dat deze mensen een Nederlandse of niet-Nederlandse afkomst hebben. Het is wel opvallend dat de hoger-opgeleide groep en deelnemers van Nederlandse afkomst aan hogere niveaus van geluidsoverlast zijn blootgesteld.
Deze studie laat zien dat het adequaat monitoren en bewaken van geluidsoverlast van wegverkeer mogelijk een goede bijdrage kan leveren aan het voorkómen van depressieve klachten onder inwoners van een stad.
Het voorkomen van het Hepatitis E virus onder Amsterdammers
Het hepatitis E virus (HEV) kan leverontstekingen veroorzaken, maar een infectie verloopt in Nederland meestal zonder ziekteverschijnselen. In de afgelopen jaren is op de GGD Amsterdam onderzoek uitgevoerd naar hoe vaak HEV voorkomt onder verschillende groepen Amsterdammers. In dit onderzoek hebben we onder andere onderzocht of het voorkomen van een HEV infectie verschilt per etnische groep. Er werden 200 HELIUS deelnemers per bevolkingsgroep van Hindoestaans-Surinaamse, Creools-Surinaamse, Ghanese, Turkse, Marokkaanse en Nederlandse afkomst getest.
16% van de Nederlanders bleek een HEV infectie te hebben gehad. Dat was 2% onder Hindoestaans-Surinaamse, 3% in de Creools-Surinaamse, 5% onder de Turkse, 19% onder de Marokkaanse en 34% onder de Ghanese groep.
De gevonden verschillen weerspiegelen waarschijnlijk verschillende leef- en eetgewoontes. Zo is het bij Surinamers waarschijnlijk zo het eten goed doorkookt wordt, zodat virussen worden uitgeschakeld. Dat bij Ghanezen relatief vaak HEV werd gevonden kan te maken hebben met een ander type HEV dat in het land van herkomst (Ghana) is opgelopen door mindere hygiënische omstandigheden.
Gaat zorggebruik in het land van herkomst onder oudere Turkse en Marokkaanse migranten samen met minder zorggebruik in Nederland?
Een groot deel van Nederlanders met een Turkse of Marokkaanse achtergrond maakt gebruik van de gezondheidszorg in hun land van herkomst wanneer zij daar voor korte of langere tijd verblijven (21% van alle Turkse Nederlanders en 10% van alle Marokkaanse Nederlanders in het afgelopen jaar). Als zorggebruik in Turkije of Marokko leidt tot minder zorggebruik in Nederland, dan kandat een gevaar zijn voor de zorg van chronische ziekten. Iemand kan bijvoorbeeld een controle van zijn suiker overslaan waardoor het niet goed is ingesteld.Wij hebben in de HELIUS studie onderzocht of Nederlanders met een Turkse of Marokkaanse achtergrond van 55 jaar en ouder die zorg gebruiken in Turkije of Marokko inderdaad minder gebruik maken van de gezondheidszorg in Nederland. Dit bleek niet het geval: het gebruik van zorg in Nederland bleek juist relatief hoog. Onze resultaten geven daarom geen aanleiding om te denken dat het vermijden van zorg in Nederland een probleem vormt voor deze groep oudere migranten.
Nader onderzoek naar verschillen in hoge bloeddruk tussen bevolkingsgroepen
Eerder onderzoek van de HELIUS studie heeft al aangetoond dat hoge bloeddruk in alle onderzochte groepen met een niet-Nederlandse achtergrond (Marokkanen, Turken, Ghanezen, Hindoestaanse Surinamers, Creoolse Surinamers) meer voorkomt dan onder mensen met een Nederlandse achtergrond. Waardoor deze verschillen in hoge bloeddruk veroorzaakt worden is echter niet duidelijk.
In het huidige onderzoek is onderzocht of sommige groepen vaker hoge bloeddruk hebben doordat zij een ongezondere leefstijl hebben. Dat blijkt maar ten dele het geval. Dit betekent dat naast deze gedragingen (overgewicht, lichamelijke activiteit, roken en alcohol gebruik) ook andere factoren een rol moeten spelen. Mogelijk hebben de verschillen in hoge bloeddruk tussen bevolkingsgroepen een genetische oorzaak.
In het huidige onderzoek is ook aangetoond dat de verschillen in hoge bloeddruk tussen bevolkingsgroepen al op jonge leeftijd bestaan. De resultaten van dit onderzoek benadrukken het belang om extra aandacht te hebben voor hoge bloeddruk onder bevolkingsgroepen met een niet-Nederlandse achtergrond, al op een jonge leeftijd.
Gezondheidsvragenlijst SF-12 minder geschikt voor vergelijken gezondheid van mensen van verschillende afkomst
De SF-12 is een veelgebruikte vragenlijst in onderzoek naar gezondheid. Voor alle vragenlijsten, dus ook voor de SF-12, geldt dat scores alleen goed vergeleken kunnen worden tussen groepen als ze op dezelfde manier meten. In deze studie is onderzocht of de SF-12 vragenlijst de gezondheid van HELIUS deelnemers (zowel lichamelijke en geestelijke gezondheid) op dezelfde manier meet bij mensen uit verschillende groepen.
De resultaten lieten zien dat in de groep mensen met Nederlandse afkomst, de SF-12 vragenlijst de gezondheid op dezelfde manier meet bij mannen en vrouwen, ouderen en jongeren, en hoge en lage opleiding. De SF-12 vragenlijst meet de gezondheid echter niet op dezelfde manier bij mensen van Nederlandse en niet-Nederlandse afkomst. Daarom lijkt de SF-12 vragenlijst minder geschikt om de gezondheid van mensen van verschillende afkomst te vergelijken. Vooral de antwoorden op vragen over lichamelijke gezondheid waren moeilijk te vergelijken.In het vervolg zal hier binnen de HELIUS studie rekening mee worden gehouden.
Hoge bovendruk bij jongvolwassenen
Een hoge bloeddruk verhoogt het risico op het krijgen van hart- en vaatziekten. Bij het meten van de bloeddruk aan de bovenarm worden twee waardes bepaald: de boven- en de onderdruk. Wanneer de bovendruk boven de 140 mmHg of de onderdruk boven de 90 mmHg is, spreekt men in het algemeen van een te hoge bloeddruk.
De meeste personen boven de 50 jaar met een te hoge bloeddruk hebben een verhoogde boven-, maar normale onderdruk. Dit is een gevolg van bloedvatveroudering. Het is bij deze personen duidelijk dat zij een verhoogd risico lopen op het krijgen van hart- en vaatziekten. Een goede behandeling van de bloeddruk kan dit risico verlagen.
Bij jongvolwassen (leeftijd onder de 40 jaar) met een te hoge boven-, maar normale onderdruk, is de relatie met het optreden van hart- en vaatziekten veel minder duidelijk. Ook lijken hierin verschillen te bestaan tussen mannen en vrouwen. Een mogelijke verklaring hiervoor is de centrale bloeddruk. Dit is de bloeddruk vlakbij het hart. Deze geeft mogelijk een betere voorspelling van hart- en vaatziekten.
In HELIUS onderzochten wij de centrale bloeddruk bij jongvolwassen met een te hoge bovendruk, maar normale onderdruk. Wij vonden hierbij grote verschillen in de centrale bloeddruk, ondanks een vergelijkbare bloeddruk aan de bovenarm. Vrouwen met een te hoge bovendruk aan de bovenarm, hadden dikwijls ook een hoge centrale bloeddruk. Bij mannen was dit niet zo. Dit zou mede het hogere risico op hart- en vaatziekten onder jonge vrouwen vergeleken met mannen met een te hoge bovendruk kunnen verklaren. Daarentegen was er bij lange, slanke Nederlandse mannen met een te hoge bovendruk meestal sprake van een normale centrale bloeddruk. De hoge bovendruk lijkt bij deze groep onschuldig en is mogelijk een gevolg van gezonde, elastische bloedvaten en een groot hart.
Het meten van de centrale bloeddruk zou kunnen helpen in het onderscheiden van hoog en laag risico op hart- en vaatziekten bij jongvolwassenen met een te hoge bovendruk.
De samenstelling van de darmflora
In de darmen van ieder mens zitten miljarden bacteriën, die samen de ‘darmflora’ of ‘darmmicrobiota’ worden genoemd. Deze bacteriën zijn heel nuttig. Ze zorgen er bijvoorbeeld voor dat voedingsstoffen zoals vezels in de darmen worden afgebroken tot goede voedingsstoffen, die weer opgenomen worden in het lichaam. Er zijn duizenden verschillende typen bacteriën die in de darm voorkomen, en de samenstelling verschilt van persoon tot persoon.
Het blijkt uit recent onderzoek dat mensen die overgewicht en suikerziekte hebben, een andere samenstelling van hun darmflora hebben dan mensen die die ziekten niet hebben. Bij gezonde mensen blijkt de darmflora meer verschillende soorten bacteriën te omvatten dan bij mensen die minder gezond zijn.
In het HELIUS onderzoek hebben we de samenstelling van de darmflora vergeleken tussen mensen van Nederlandse, Hindoestaans-Surinaamse, Creools-Surinaamse, Ghanese, Turkse en Marokkaanse afkomst. We zagen dat de darmflora van mensen met een Nederlandse afkomst relatief veel verschillende soorten bacteriën bevatte, terwijl in de Hindoestaans-Surinaamse groep de diversiteit aan bacteriën juist het laagst was. Dit kwam niet door verschillen in dieet of andere leefgewoonten tussen de groepen.
Verder onderzoek moet uitwijzen wat de oorzaak is van deze verschillen in darmflora tussen groepen, en of deze verschillen in darmflora mogelijk een oorzaak zijn van de verschillen in het vóórkomen van ziekten, zoals suikerziekte.
Mogelijk verstoorde stofwisseling bij mensen met Hindoestaans-Surinaamse versus Nederlandse afkomst
Uit eerder onderzoek weten we dat diabetes en hart- en vaatziekten vaker voorkomen onder Hindoestaanse Surinamers dan onder Nederlanders. En dit verschil zien we al op jonge leeftijd. Hoe dit komt weten we niet precies, maar misschien heeft het te maken met verschillen in de stofwisseling van vetzuren. Daarom hebben wij de rol van acylcarnitines en aminozuren bestudeerd. De hoeveelheden van acylcarnitines en aminozuren zijn gemeten in het bloed van Hindoestaans-Surinaamse en Nederlandse deelnemers. We hebben de hoeveelheid vergeleken, en gekeken of de hoeveelheid in het bloed anders is als mensen ouder zijn.
We vonden dat hoe ouder de deelnemers waren, hoe meer acylcarnitines en aminozuren er in hun bloed zat; dat gold voor zowel Hindoestaanse Surinamers als Nederlanders. Dit is een teken dat in beide groepen de stofwisseling meer ontregeld raakt als de leeftijd toeneemt. Maar, in Hindoestaanse Surinamers is de hoeveelheid acylcarnitines en aminozuren hoger dan in Nederlanders van dezelfde leeftijd. Dit kan betekenen dat de stofwisseling bij Hindoestaanse Surinamers op een bepaalde leeftijd meer ontregeld is, wat de kans op diabetes en hart- en vaatziekten verhoogt. Vervolgonderzoek is nodig om te begrijpen hoe dit komt.
Referentie: M Muilwijk, FM Vaz, C Celis-Morales, RJG Peters, IGM van Valkengoed. The association of acylcarnitines and amino acids with age in Dutch and South-Asian Surinamese living in Amsterdam. J Clin Endocrinol Metab2018;103(10):3783-3791.
Verblijfsduur in Nederland en de kans op hart- en vaatziekten
Om te beoordelen of een patiënt met hoge bloeddruk of een hoog vetgehalte hiervoor behandeld moet worden, berekenen huisartsen de kans dat de patiënt binnen 10 jaar hart- en vaatziekten zal ontwikkelen. Alleen wanneer deze kans hoog genoeg is, moeten patiënten voor een hoge bloeddruk of een hoog vetgehalte worden behandeld met medicijnen.
Eerder hebben wij laten zien dat de 10-jaars kans op hart- en vaatziekten iets hoger is bij mensen van Hindoestaans-Surinaamse, Creools-Surinaamse, Turkse en Marokkaanse afkomst. Maar, het is nog onbekend of mensen met een migratieachtergrond na jarenlang verblijf in Nederland misschien toch hetzelfde risico zouden hebben als mensen die in Nederland geboren zijn .
In dit huidige onderzoek hebben wij laten zien dat het 10-jaars risico op hart- en vaatziekten bij mensen die al zo’n 30 jaar geleden uit Suriname, Turkije en Marokko naar Nederland zijn gemigreerd ook hoger is dan bij Nederlandse mannen en vrouwen. Dit is ook het geval wanneer ze volledig in de Nederlandse samenleving geïntegreerd zijn.
Dit HELIUS onderzoek laat dus zien dat huisartsen ervoor zouden kunnen kiezen om bij mensen met een Surinaamse, Turkse of Marokkaanse afkomst sneller het 10-jaars risico op hart- en vaatziekten te berekenen, ongeacht de cultuur of de verblijfsduur in Nederland van deze patiënten.
Geestelijke gezondheid en het metabool syndroom
Een grote buikomtrek, een verhoogd bloedsuiker, een verhoogde bloeddruk en verhoogde vetten in het bloed (cholesterol) verhogen de kans dat iemand hart- en vaatziekten ontwikkelt. Als iemand meerdere van deze risicofactoren tegelijkertijd heeft, wordt dit ook wel ‘metabool syndroom’ genoemd. Onder sommige bevolkingsgroepen komt het metabool syndroom vaker voor dan onder andere.
Stress en depressie zijn mogelijke oorzaken van het metabool syndroom. Wij hebben onderzocht of mensen met depressieve klachten of een posttraumatische stress stoornis (PTSS) vaker het metabool syndroom hebben, en of dit voor alle bevolkingsgroepen in het HELIUS onderzoek geldt. Het bleek dat mensen die depressieve klachten hadden, inderdaad ook vaker het metabool syndroom hadden. Dit was zo in alle bevolkingsgroepen. Opvallend was dat mensen met PTSS niet vaker het metabool syndroom hadden, behalve als ze een Nederlandse afkomst hadden.
Toekomstig onderzoek moet inzicht geven in de redenen dat mensen met depressie vaker het metabool syndroom hebben.
Buurtveiligheid en roken
Eerder onderzoek heeft aangetoond dat mensen die in een minder veilige buurt wonen vaker roken. Dit zou kunnen komen doordat een onveiligere woonomgeving leidt tot meer stress waardoor bewoners gaan roken.
In eerdere studies wordt gesuggereerd dat vrouwen, ouderen, mensen met een niet-Nederlandse achtergrond en mensen met een lagere opleiding meer bezorgd zijn over de veiligheid in hun buurt. In dit onderzoek hebben wij daarom onderzocht of, binnen een minder veilige buurt, het vooral deze groepen zijn die meer roken. Dit bleek niet het geval te zijn. De enige uitzondering hierop vormden mensen met een Creools-Surinaamse achtergrond die in minder veilige buurten woonden.
De resultaten van ons onderzoek laten verder zien dat mensen die in een minder veilige buurt wonen niet vaker roken, maar vooral dat degenen die roken vaker zware rokers zijn, en meer afhankelijk zijn van nicotine. De resultaten van dit onderzoek suggereren dat beleid dat buurtveiligheid verbetert, dit ertoe zou kunnen leiden dat de inwoners minder gaan roken en dat de nicotine-afhankelijkheid afneemt.
Overgewicht en depressieve klachten
Eerder onderzoek heeft laten ziet dat mensen met ernstig overgewicht meer kans hebben om depressie te krijgen. Echter, het is niet duidelijk of dit ook geldt voor mensen met een verschillende afkomst. In Amerika is bijvoorbeeld gevonden dat mensen met ernstig overgewicht van Afrikaanse afkomst minder depressie krijgen dan mensen met ernstig overgewicht van Europese afkomst.
In het HELIUS onderzoek hebben we nu gevonden dat mensen met een grotere middelomtrek vaker depressieve klachten hebben, maar dit was alleen onder mensen met een Nederlandse en Creools-Surinaamse afkomst, en niet onder mensen van Hindoestaans-Surinaamse, Turkse, Marokkaanse en Ghanese afkomst. Dit kan betekenen dat gezondheidsprogramma’s die mensen helpen af te vallen, in sommige bevolkingsgroepen niet alleen tot een verbetering van de lichamelijke gezondheid, maar ook tot een verbetering van de geestelijke gezondheid zou kunnen leiden.
Screeningsinstrument voor eiwit-inname in ouderen
Bij het ouder worden is het belangrijk om voldoende eiwitten te eten, om zo de spieren en spierkracht goed te houden. Uit eerder onderzoek onder ouderen (65 jaar of ouder) bleek dat ongeveer de helft van hen te weinig eiwitten eet.
Het is in de praktijk echter heel lastig voor een arts, verpleegkundige of diëtiste om makkelijk vast te stellen of iemand te weinig eiwitten eet. Hiervoor moeten lange vragenlijsten worden ingevuld of moet de voeding over meerdere dagen worden bijgehouden en in een computerprogramma worden verwerkt.
Daarom is er op basis van de LASA studie onder ouderen van 55 jaar en ouder een korte screeningsvragenlijst (Pro55+) ontwikkeld om snel een te lage eiwitinname bij ouderen vast te kunnen stellen. Deze korte vragenlijst bevat vragen over het lichaamsgewicht en de lichaamslengte en 10 vragen over voeding. Voorbeelden daarvan zijn hoeveel boterhammen, glazen melk en zuivelproducten iemand eet. Vervolgens is in de HELIUS studie gekeken of deze nieuwe screeningsvragenlijst ook onder de Nederlandse HELIUS deelnemers van 55 jaar en ouder een te lage eiwitinname goed kan vaststellen. En dat bleek het geval.
Nu moet nog verder onderzocht worden of de nieuwe screeningsvragenlijst ook bruikbaar is voor het meten van te lage eiwitinname onder ouderen in andere landen of mensen met een niet-Nederlandse achtergrond. Er is een online versie van de nieuwe screeningsvragenlijst beschikbaar (www.proteinscreener.nl).
Hoe groot is de kans dat iemand een hart- of vaatziekte krijgt?
Iemand die een hoge bloeddruk heeft, of een hoog vetgehalte in het bloed krijgt niet altijd medicijnen hiervoor. Om te beoordelen of medicijnen tegen een hoge bloeddruk en/of een hoog vetgehalte nodig zijn, berekenen huisartsen de kans dat iemand binnen 10 jaar hart- en vaatziekten zal ontwikkelen. Alleen wanneer deze kans hoog genoeg is, worden medicijnen voorgeschreven..
Het berekenen van deze 10-jaars kans kost tijd en geld. Huisartsen doen dit dus alleen wanneer zij verwachten dat de 10-jaars kans van hun patiënt ook daadwerkelijk hoog genoeg zal zijn om te starten met medicijnen. In het HELIUS onderzoek hebben wij de 10-jaars kans op hart- en vaatziekten berekend bij alle HELIUS deelnemers die nog nooit hart- en vaatziekten hebben doorgemaakt. Het blijkt bij Hindoestaans-Surinaamse, Creoolse, Turkse en Marokkaanse mannen en vrouwen, en Ghanese vrouwen deze 10-jaars kans iets hoger is dan bij de Nederlandse mannen en vrouwen. Alleen bij Ghanese mannen is de 10-jaars kans net zo hoog als bij de Nederlandse mannen.
Op basis van onze resultaten zouden huisartsen ervoor kunnen kiezen om bij patiënten met een niet-Nederlandse afkomt eerder het 10-jaars risico op hart- en vaatziekten te berekenen dan bij patiënten van Nederlandse afkomst. Hierdoor krijgen patiënten met een hoge bloeddruk en/of en hoog vetgehalte in deze bevolkingsgroepen mogelijk eerder een behandeling, waardoor hart- en vaatziekten worden voorkomen.
Referentie: W Perini, MB Snijder, RJG Peters, AE Kunst. Ethnic disparities in estimated cardiovascular disease risk in Amsterdam, the Netherlands: the HELIUS study. Neth Heart Journal 2018;26(5);252-262.
Suiker, vet en diabetes
Het HELIUS onderzoek liet eerder zien dat diabetes (suikerziekte) veel vaker voorkomt onder bevolkingsgroepen met een migratieachtergrond (Creoolse Surinamers, Hindoestaanse Surinamers, Ghanezen, Turken, Marokkanen) dan onder mensen met een Nederlandse achtergrond.
Uit ander onderzoek weten we dat mensen die een ‘westers’ voedingspatroon hebben vaker diabetes hebben. Een ‘westers’ voedingspatroon bestaat uit veel fastfood, suiker- en vetrijke snacks, frisdrank en rood en bewerkt vlees. Dit voedingspatroon bevat veel suiker en vet.
Wij wilden weten of bevolkingsgroepen die vaker diabetes hebben ook vaker een westers dieet, met veel suiker en vet, eten. Ons onderzoek liet zien dat dit niet zo was. Integendeel. Juist mensen met een Nederlandse herkomst aten vaker een westers dieet dan de bevolkingsgroepen met een niet-Nederlandse herkomst.
Dit onderzoek heeft ons dus helaas niet meer geleerd over hoe het voedingspatroon van mensen met een migratieachtergrond tot een verhoogde kans op diabetes leidt. Verder onderzoek is nodig om dit te begrijpen, zodat we aanbevelingen kunnen doen voor een gezond voedingspatroon in die bevolkingsgroepen.
De behandeling van hoge bloeddruk en hoog cholesterol
Sommige mensen hebben een hoge bloeddruk of een hoog cholesterolgehalte (vetgehalte) in hun bloed. Deze mensen hebben een hoger risico op hart- en vaatziekten. Behandeling met medicijnen kan dit risico verlagen. Maar, niet iedereen die ze nodig heeft krijgt deze medicijnen, bijvoorbeeld omdat ze niet weten dat ze een hoge bloedruk of een hoog cholesterolgehalte in hun bloed hebben. We hebben in HELIUS onderzocht hoe vaak het voorkomt dat mensen met een hoge bloeddruk of met en hoog cholesterol gehalte in het bloed hier géén behandeling voor krijgen.
Het onderzoek laat zien dat van de mensen die voor hun hoge bloeddruk behandeld zouden moeten worden, 90% van de vrouwen en 70% van de mannen deze behandeling met medicijnen ook daadwerkelijk krijgt. Creools-Surinaamse mannen en vrouwen en Ghanese mannen met een hoge bloeddruk worden hier vaker voor behandeld dan Nederlandse mannen en vrouwen.
Voor de behandeling van hoog cholesterolgehalte in het bloed zijn de resultaten minder gunstig. Slechts 60% van de vrouwen en 50% van de mannen met een hoog cholesterolgehalte in het bloed wordt hiervoor behandeld. Hindoestaans-Surinaamse, Ghanese, Turkse en Marokkaanse mannen met een hoog cholesterolgehalte in het bloed krijgen vaker een behandeling dan Nederlandse mannen.
Er zijn dus een aantal mensen die niet de nodige behandeling krijgen voor hun hoge bloeddruk en/of voor hun hoge vetgehalte. We weten nog niet waarom deze mensen geen behandeling krijgen. Als meer mensen met een hoge bloeddruk en/of een hoog vetgehalte hiervoor worden behandeld, kunnen in de toekomst waarschijnlijk meer hart- en vaatziekten worden voorkomen.
Opleidingsniveau en het risico op hart- en vaatziekten
Eerder onderzoek onder de bevolking van Europese afkomst heeft laten zien dat mensen met een lagere opleiding een hogere kans hebben op het krijgen van hart- en vaatziekten dan mensen met een hogere opleiding. Dit komt bijvoorbeeld doordat mensen met een lage opleiding vaker last hebben van een hoge bloeddruk en/of een hoog cholesterol (een hoog vetgehalte in het bloed).
Uit HELIUS onderzoek blijkt echter dat dit niet in alle bevolkingsgroepen zo is. Vooral bij mensen van Ghanese en Marokkaanse afkomst hebben mensen met een hoge opleiding net zoveel kans op het krijgen van hart- en vaatziekten als mensen met een lage opleiding.
Dit is belangrijk om te weten voor de gezondheidszorg. Zo is het in de bevolking van Nederlandse afkomst belangrijk dat (huis)artsen extra goed letten op de bloeddruk en het cholesterol bij mensen met een lage opleiding. Onze resultaten laten zien dat met name in de Ghanese en Marokkaanse bevolking dit onderscheid tussen hoog en laag opgeleiden niet gemaakt moet worden.
2017
Het vóórkomen van Humaan papillomavirus (HPV) in verschillende bevolkingsgroepen
Humaan papillomavirus (HPV) is een virus waar de overgrote meerderheid (80%) van vrouwen en mannen ooit besmet mee raakt. Het afweersysteem ruimt het virus bijna altijd zelf op, maar soms helaas niet. In dat geval kan het virus tot ziekten leiden. Er bestaan meer dan 100 verschillende HPV types. Laag risico HPV types kunnen leiden tot genitale wratten, terwijl hoog risico HPV types tot kanker kunnen lijden (bijvoorbeeld kanker van de baarmoederhals, penis, anus, hoofd of hals).
Wij hebben in de HELIUS studie onderzocht hoe vaak mannen en vrouwen geïnfecteerd zijn geweest met een hoog risico HPV virus. Dit hebben we gedaan door in het bloed te meten of iemand antilichamen tegen één van de hoog risico HPV types heeft. In onze studie vonden we dat vrouwen met een Hindoestaans-Surinaamse, Marokkaanse en Turkse afkomst minder vaak een HPV infectie met een hoog risico HPV type hadden doorgemaakt in vergelijking met vrouwen van Nederlandse afkomst. Onder de Creoolse-Surinaamse en Ghanese vrouwen vonden we dat zij net zo vaak een HPV infectie hadden doorgemaakt als vrouwen van Nederlandse afkomst. Bij de mannen vonden we geen uitgesproken verschillen tussen de diverse bevolkingsgroepen wat betreft het vóórkomen van antilichamen tegen HPV.
Het is opmerkelijk dat uit eerder onderzoek is gebleken dat baarmoederhalskanker vaker voorkomt bij Surinaamse, Marokkaanse en Turkse vrouwen, terwijl uit het huidige HELIUS onderzoek blijkt dat deze groepen juist minder vaak een hoog risico HPV infectie hebben doorgemaakt. Een mogelijke verklaring voor het meer voorkomen van baarmoederhalskanker in deze groepen, is de lagere deelname aan het bevolkingsonderzoek naar baarmoederhalskanker door deze vrouwen.
Het gebruik van zelftesten
Via het internet, bij de drogist of via de apotheek zijn zelftesten te koop voor seksueel overdraagbare aandoeningen (soa). Bij een zelftest (ook wel thuistest genoemd) voert iemand zelf de test uit én leest zelf de uitslag van de test af. Het voordeel is dat iemand zelf kan bepalen wanneer en waar hij of zij de test uitvoert. Ook hoeft iemand niet eerst langs de dokter of de GGD. Dit kan ervoor zorgen dat meer personen zich laten testen op soa. Ondanks deze voordelen wordt het gebruik van een zelftest toch nog afgeraden, omdat de kwaliteit van deze zelftesten nog onduidelijk is. Dat er geen directe begeleiding van een dokter of andere zorgverlener is ook een nadeel. Want een zorgverlener kan adviezen geven, en een doorverwijzing voor een behandeling. Omdat er bij een zelftest dus niet altijd contact met een zorgverlener zal zijn, hebben we ook weinig zicht op hoeveel zelftesten er gebruikt worden.
Wij hebben daarom onderzocht hoeveel personen in de laatste 6-12 maanden een soa (chlamydia, hiv of syfilis) zelftest hebben gekocht. Om dit te kunnen meten hebben we deelnemers van vier studies vragen gesteld over het gebruik van zelftesten. De HELIUS studie was daar één van. Uit de resultaten bleek dat tussen de 1-2% van de deelnemers een soa zelftest had gebruikt in de laatste 6-12 maanden. Zelftesten voor chlamydia werden het vaakst gebruikt. Alhoewel we uit dit onderzoek kunnen concluderen dat het gebruik van zelftesten voor soa laag is, is het toch belangrijk om dit over de tijd te blijven monitoren. Daarnaast is het belangrijk om goede informatie te blijven geven over de voor- en nadelen van het gebruik van een zelftest.
De balans van vaginale bacteriën
Bij een vrouw bevinden zich bacteriën in de vagina. Dat is normaal. De samenstelling van die bacteriën kan gezond zijn, of minder gezond. De samenstelling is gezond als het vooral bacteriën zijn die veel melkzuur produceren, de zogenaamde lactobacillen. Als een vrouw weinig lactobacillen heeft en juist veel andere soorten bacteriën, dan is er sprake van een verstoring van de bacteriële balans. Die verstoring wordt ook wel ‘vaginale dysbiose’ genoemd. Vrouwen met vaginale dysbiose hebben een hoger risico op seksueel overdraagbare aandoeningen (soa) en meer kans op zwangerschapscomplicaties dan vrouwen met een gezonde samenstelling van vaginale bacteriën. In de HELIUS studie hebben we onderzocht welke vaginale bacteriën jonge Amsterdamse vrouwen (18-34 jaar; van Nederlandse, Creools-Surinaamse, Hindoestaans-Surinaamse, Ghanese, Turkse of Marokkaanse afkomst) bij zich dragen, en hoe dit samenhangt met onder andere pilgebruik en seksueel gedrag. In totaal hebben we 610 vrouwen onderzocht.
Ongeveer zes op de tien vrouwen hadden voornamelijk lactobacillen. Bij vier op de tien vrouwen was sprake van vaginale dysbiose. Vrouwen met een nieuwe seksuele relatie of wisselende en onbeschermde seksuele contacten hadden vaker vaginale dysbiose. Vrouwen die de pil gebruikten hadden er juist minder vaak last van. Vrouwen met een Nederlandse achtergrond hadden het meest vaak een gezonde samenstelling , ondanks dat zij vaker wisselende en onbeschermde seksuele contacten hadden. Vrouwen met een Creools-Surinaamse of Ghanese achtergrond hadden juist vaker een ongezonde samenstelling. De oorzaak van die ongezondere samenstelling bleek niet in hun seksueel gedrag te liggen, want zij hadden juist minder vaak wisselende seksuele contacten dan de vrouwen met een Nederlandse achtergrond. Meer onderzoek is nodig om andere verklaringen te vinden.
Het meten van depressieve klachten in HELIUS
Eerder HELIUS onderzoek liet zien dat depressieve klachten (veel) vaker voorkomen bij mensen met een Turkse, Marokkaanse, Ghanese, Creools-Surinaamse en Hindoestaans-Surinaamse achtergrond dan bij mensen met een Nederlandse achtergrond. Depressieve klachten werden in HELIUS gemeten met een vragenlijst van 9 vragen. Tot nu toe wisten we echter niet zeker of deze groepen daadwerkelijk zoveel vaker depressieve klachten hebben, of dat dit misschien komt doordat zij de 9 vragen in de depressievragenlijst anders invullen dan mensen met een Nederlandse achtergrond. Zo is er een vraag over somberheid in de vragenlijst. Het zou kunnen zijn dat iemand met een Nederlandse afkomst onder somberheid iets anders verstaat dan iemand met bijvoorbeeld een Ghanese afkomst. Daarom hebben we hier onderzoek naar gedaan.
De conclusie van dat onderzoek is dat de manier waarop deze 9 vragen depressie meten, in elke bevolkingsgroep hetzelfde is. Ook bleek het niet uit te maken of HELIUS deelnemers de vragen in het Engels, Turks of Nederlands invulden, of dat zij het op papier of via internet invulden. Deze resultaten zijn aan de ene kant geruststellend: de vragenlijst die we gebruikt hebben is goed. Aan de andere kant is het zorgelijk dat de grote verschillen in depressiescores tussen bevolkingsgroepen duiden op werkelijk bestaande verschillen in depressieve klachten. Verder onderzoek naar de oorzaken van deze verschillen is dus nodig.
Vetzuren en diabetes
Het HELIUS onderzoek liet eerder zien dat diabetes (suikerziekte) veel vaker voorkomt onder bevolkingsgroepen met een migratieachtergrond (Creoolse Surinamers, Hindoestaanse Surinamers, Ghanezen, Turken, Marokkanen) dan onder mensen met een Nederlandse achtergrond. Uit ander onderzoek weten we dat zowel het type vet als de hoeveelheid vet die mensen eten een rol kan spelen bij het ontstaan van diabetes. In het bloed bevinden zich zogenaamde ‘cholesteryl ester vetzuren’, die een afspiegeling vormen van het type en de hoeveelheid vet die iemand gegeten heeft.
Wij vonden in HELIUS dat cholesteryl ester vetzuren inderdaad samenhangen met het hebben van diabetes. Ook vonden we dat er verschillen zijn in cholesterol ester vetzuren tussen bevolkingsgroepen. Maar, juist die bevolkingsgroepen waarin diabetes veel voorkomt (bevolkingsgroepen met een migratieachtergrond), bleek het type en hoeveelheid juist relatief gunstig. De onderzochte vetzuren kunnen dan ook niet verklaren waarom sommige bevolkingsgroepen met een migratieachtergrond vaker diabetes hebben.
Referentie: M Muilwijk, C Celis-Morales, M Nicolaou, MB Snijder, JMR Gill, IGM van Valkengoed. Plasma cholesteryl ester fatty acids do not mediate the association of ethnicity with type 2 diabetes: results from the HELIUS study. Mol Nutr Food Res 2017;12:700528.
Suiker, vet en depressieve klachten
Uit eerder onderzoek weten we dat als mensen veel suiker en vet eten, dit de kans op het krijgen van een depressie verhoogt. Veel suiker en vet eten is kenmerkend voor wat vaak een ‘Westers’ voedingspatroon wordt genoemd, bestaande uit fast food, suiker- en vetrijke snacks, frisdrank, en rood en bewerkt vlees.
Het zou goed zijn als we weten of het Westers voedingspatroon vooral de kans op een depressie verhoogt vanwege het vele suiker, OF vanwege het vet. Als we dat weten, dan kunnen we specifiekere voedingsadviezen geven om depressie te voorkomen.
We hebben dit in HELIUS onderzocht door drie verschillende voedingspatronen te onderscheiden. Het eerste voedingspatroon bevat vooral veel suiker, met hoge innames van frisdrank, suiker, fruit en vruchtensappen. Het tweede voedingspatroon bevat vooral veel vet, met hoge innames van boter en volle melkproducten. Het derde voedingspatroon bevat zowél veel suiker als veel vet, met hoge innames van vet- en suikerrijke snacks, rood vlees, suiker, volle melkproducten, gefrituurd eten en romige sauzen. Gebleken is dat juist de mensen die dit gecombineerde suiker- en vetrijk voedingspatroon eten meer depressieve klachten hebben dan degenen die of alléén een suikerrijk of alléén een vetrijk voedingspatroon eten. Op basis van dit onderzoek concluderen we daarom dat het terugdringen van zowel suiker als vet in iemands voedingspatroon belangrijk is om een depressie te voorkómen.
Voedingsinname en hartvaatziekterisico in Javaanse en Hindoestaanse Surinamers
Een deel van de Surinaamse bevolking die in Nederland woont is oorspronkelijk afkomstig uit Azië. Dit geldt voor de Javaans-Surinaamse bevolking (Indonesië), en de Hindoestaans-Surinaamse bevolking (India). Wij hebben onderzocht of en hoe beide groepen verschillen in het risico op hart- en vaatziekten (HVZ), en in hun voedingspatroon.
In beide bevolkingsgroepen vonden we dat risicofactoren voor hart- en vaatziekten veel voorkomen. Bijvoorbeeld 4 op de 10 mensen heeft een hoge bloeddruk. Hindoestaanse Surinamers hebben echter vaker diabetes, en hebben vaker een hart- of vaatziekte gehad, dan Javaanse Surinamers.
We vonden ook verschillen in de inname van voedingsmiddelen die belangrijk zijn voor hart- en vaatziekten. Javaanse Surinamers eten vaker rood vlees (verhoogt risico op HVZ), maar eten meer groenten (verlaagt risico op HVZ) dan Hindoestaanse Surinamers. Beide bevolkingsgroepen hebben een hoge inname van suikerhoudende dranken (verhoogt risico op HVZ), in vergelijking met bijvoorbeeld de Nederlandse bevolking.
Verschillen in gezondheid tussen de groepen kunnen een gevolg zijn van de verschillen in voeding, maar ook van verschillen in andere leefstijl factoren (roken, alcohol, beweging). De bevindingen van deze studie onderstrepen het belang van het maken van onderscheid naar afkomst in de preventie van HVZ.
Zitgedrag van Amsterdammers
Het wordt steeds duidelijker dat langdurig zitten slecht is voor de gezondheid. In HELIUS hebben we onderzocht welke Amsterdammers meer of juist minder zitten. Als er verschillen zijn tussen bevolkingsgroepen, dan kan dit mogelijk verklaren waarom sommige bevolkingsgroepen meer en andere groepen minder risico hebben op bijvoorbeeld hart- en vaatziekten.
Voor dit onderzoek hebben bijna 500 HELIUS deelnemers een apparaatje gedragen waarmee hun zitgedrag werd gemeten. Daaruit bleek dat de deelnemers gemiddeld meer dan tien uur per dag zitten. We vonden geen verschil tussen de verschillende bevolkingsgroepen; alle bevolkingsgroepen zaten gemiddeld evenveel.
Dit was een kleine studie, dus we kunnen geen harde conclusies trekken. Maar het lijkt erop dat zitgedrag geen belangrijke verklaring vormt voor gezondheidsverschillen tussen bevolkingsgroepen.
Discriminatie, roken en alcoholgebruik
Meer roken en meer alcohol drinken kan een manier zijn om met stress (bijvoorbeeld door discriminatie) om te gaan. Daarom hebben we in HELIUS onderzocht of mensen die discriminatie ervaren vanwege hun afkomst, meer roken en alcohol drinken dan mensen die geen discriminatie ervaren. Wij vonden dat dit inderdaad zo was voor mensen van Creools-Surinaamse en Ghanese afkomst. Maar dit bleek niet zo te zijn voor mensen met Hindoestaans-Surinaamse, Turkse of Marokkaanse afkomst. Deze resultaten suggereren dat verschillende bevolkingsgroepen verschillend omgaan met discriminatie vanwege hun afkomst.
Dit zou kunnen komen door drie dingen:
1. in sommige bevolkingsgroepen is alcoholgebruik en roken niet geaccepteerd, bijvoorbeeld samenhangend met religie. Die bevolkingsgroepen zijn mogelijk daardoor minder snel geneigd te roken of alcohol te gebruiken als reactie op ervaren discriminatie.
2. sommige bevolkingsgroepen ervaren mogelijk discriminatie als minder stressvol dan andere.
3. in sommige bevolkingsgroepen zijn sociale netwerken sterker ontwikkeld dan in andere. Als mensen meer steun vanuit hun omgeving ervaren, kan hen dat beschermen tegen de negatieve effecten van discriminatie.
Meer onderzoek is nodig om deze mogelijke verklaringen te bevestigen.
Voedingspatronen en depressie
Er komt steeds meer bewijs dat voeding invloed kan hebben op het ontwikkelen van depressie. Zo blijkt uit eerder onderzoek dat gezonde mensen die veel groente, fruit, volkoren producten, vette vis en olijfolie eten minder vaak aan een depressie lijden. Mensen die veel frisdranken drinken, fast food en suiker- en vetrijke snacks eten lijden juist vaker aan een depressie. We weten ook dat depressie in bepaalde bevolkingsgroepen veel vaker voorkomt dan in andere, en dat groepen met een verschillende afkomst andere voedingsgewoonten hebben. Dit roept de vraag op of voeding een verklaring vormt voor het de hogere kans op depressie in bepaalde bevolkingsgroepen.
Uit ons onderzoek bleek net weer een ander voedingspatroon met depressie samen te hangen dan in eerder onderzoek het geval was: als mensen een voedingspatroon hebben met hoge innames van melkproducten, kaas, volkoren producten, groente, peulvruchten, noten, aardappelen en rood vlees, zagen we dat zij minder vaak depressie hebben. Toen we dit per etnische groep bekeken, zagen we dat dit alleen zo was bij deelnemers van Marokkaanse en Hindoestaans-Surinaamse afkomst. We weten niet precies waarom in de ene groep dit voedingspatroon wel met depressie samenhangt en in de andere groep niet. Het is belangrijk om meer onderzoek te verrichten in groepen met verschillende afkomst om meer inzicht te krijgen of voeding depressie kan verlagen in verschillende bevolkingsgroepen, of dat de richtlijnen voor goede voeding per bevolkingsgroep anders zouden moeten luiden.
Geschiedenis van hart- en vaatziekten in de familie
Mensen met hoge bloeddruk hebben een hoger risico op hart- en vaatziekten dan mensen met normale bloeddruk. Hartinfarct en beroerte zijn voorbeelden van hart- en vaatziekten. Het hebben van een hoge bloeddruk alleen is echter niet voldoende om het risico op die ziekten precies in te schatten: er zijn mensen met hoge bloeddruk die géén hartinfarct of beroerte krijgen. Er moeten dus ook andere factoren in het spel zijn.
Onderzoek met HELIUS gegevens laat zien dat ook een geschiedenis van hart- en vaatziekten in de familie belangrijk is voor iemands risico op hart- en vaatziekten. Mensen met een hoge bloeddruk die een familielid hebben (moeder of vader, broer of zus, zoon of dochter) die al vóór de leeftijd van 60 jaar een hartinfarct of beroerte heeft gehad, hebben ook een hoge kans op een hartinfarct. Zulke patiënten moeten dan mogelijk intensiever behandeld worden om een hartinfarct te voorkomen. Of een geschiedenis van hart- en vaatziekten in de familie onder mensen met een hoge bloeddruk ook het risico op een beroerte verhoogt, konden we niet vaststellen in dit onderzoek.
Infecties met humaan papillomavirus (HPV) bij vrouwen
Infecties met het humane papillomavirus (HPV) zijn de oorzaak van baarmoederhalskanker. We kunnen op twee manieren infecties met HPV meten. Allereerst kan gekeken worden of er een HPV infectie in de vagina aanwezig is. Dat gaat dan om infecties die daadwerkelijk op dat moment aanwezig zijn. We kunnen ook kijken of er in het bloed antilichamen tegen HPV gevonden worden. Als die aanwezig zijn, dan betekent dat dat de vrouw ooit een infectie met HPV heeft gehad.
In dit onderzoek wilden we nagaan of vrouwen bij wie in het bloed HPV antilichamen zijn gevonden, ook vaker vaginale HPV infecties hadden. Dat bleek inderdaad het geval. Andersom vonden we dat vrouwen met een vaginale HPV infectie ook vaker HPV antilichamen in het bloed hadden. We vonden dit voor alle vrouwen, ongeacht hun afkomst.
Voeding van Amsterdammers met een verschillende afkomst
Het Voedingscentrum adviseert de bevolking over gezonde voeding. Goede voeding is belangrijk voor iemands gezondheid. In HELIUS hebben we onderzocht wat Amsterdammers met een verschillende afkomst eten. Deze kennis kan het Voedingscentrum gebruiken in hun adviezen over gezonde voeding.
In samenwerking met het RIVM, hebben we deze resultaten van HELIUS opgeschreven in een rapport. Dit rapport is aangeboden aan het ministerie van VWS en het Voedingscentrum.
De hoofdbevindingen zijn:
-
De voeding van veel Amsterdammers komt niet overeen met de adviezen van het Voedingscentrum. Met name de inname van fruit en groenten is onvoldoende, en vet en suikerhoudende dranken worden juist teveel gebruikt.
-
Sommige bevolkingsgroepen krijgen minder voedingsvezel, calcium, vitamine A en B1 binnen dan aanbevolen door het Voedingscentrum. Het zou helpen wanneer deze groepen meer volkorenproducten, groente, fruit, zuivelproducten en smeer- en bereidingsvetten zouden gebruiken.
Het Voedingscentrum heeft deze bevindingen gebruikt in de nieuwe schijf van vijf. De opgedane kennis is in verschillende delen van de website verwerkt, onder andere:
De behandeling van risicofactoren in patiënten met hart- en vaatziekten
HELIUS deelnemers hebben in de vragenlijst aangegeven of zij eerder hart- en vaatziekten hebben gehad. Bijvoorbeeld een hartinfarct of een beroerte . Bij deze patiënten is het extra belangrijk om risicofactoren als een hoge bloeddruk, hoog cholesterol, roken, overgewicht en weinig bewegen goed te behandelen. Op deze manier kan worden voorkómen dat deze patiënten opnieuw een hartinfarct of beroerte krijgen.
Uit het HELIUS onderzoek bleek echter dat bij slechts 2% van de patiënten die een hartinfarct of beroerte hadden gehad, álle risicofactoren voldoende werden behandeld. Gemiddeld hadden patiënten 3 risicofactoren die onvoldoende werden behandeld. Dit was zo in alle onderzochte bevolkingsgroepen.
Dit resultaat geeft aan dat een verbetering van de medische zorg voor patiënten met hart- en vaatziekten nodig is. Dit kan door het verlagen van bloeddruk en cholesterol door medicijnen, en het veranderen van leefgewoonten (niet roken, meer bewegen, gezonder eten).
Referentie:M Minneboo, S Lachman, MB Snijder, JT Vehmeijer, HT Jørstad, RJG Peters. Risk factor control in secondary prevention of cardiovascular disease: results from the multi-ethnic HELIUS study. Neth Heart J2017;25:250-257.
2016
Hoeveel mensen bewegen is lastig precies te meten met een vragenlijst
Hoeveel mensen bewegen, is belangrijk voor de gezondheid. In grootschalig gezondheidsonderzoek, zoals het HELIUS onderzoek, wordt de mate van lichamelijk activiteit vaak gemeten met een vragenlijst. Deze vragenlijst bevat vragen als:
- Hoeveel dagen per week verricht u zwaar huishoudelijk werk (vloer schrobben, met zware boodschappen lopen)?
- Hoeveel dagen per week loopt u van/naar het werk?
Het is niet gemakkelijk om zulke vragen te beantwoorden, bijvoorbeeld omdat iemand de ene week meer huishoudelijk werk doet dan de andere. Of omdat het moeilijk is te zeggen wat precies zwaar werk is. Dit roept de vraag op of het wel goed mogelijk is om met een vragenlijst als deze goed te meten hoeveel iemand beweegt.
Binnen HELIUS hebben we dit onderzocht onder een kleine groep van 500 mannen en vrouwen die de HELIUS vragenlijst hadden ingevuld. Zij hebben gedurende 5 dagen een apparaatje op het lichaam gedragen dat zowel de hartslag als beweging meet. De gegevens van deze meting werden vergeleken met de antwoorden op de vragen over lichamelijke activiteit uit de vragenlijst. De overeenkomst tussen beide metingen bleek matig te zijn. Dit was zo voor alle groepen (Nederlandse, Turkse, Marokkaanse, Hindoestaans-Surinaamse en Creools-Surinaamse afkomst). Veel mensen zeiden in de vragenlijst meer te bewegen dan ze werkelijk deden. Dit is belangrijk dit te weten. Want als we met deze gegevens uit de vragenlijst verder onderzoek doen, dan moeten onderzoekers hier rekening mee houden.
Vaker diabetes onder mensen met niet-Nederlandse herkomst
Het HELIUS onderzoek laat zien dat diabetes (suikerziekte) veel vaker voorkomt onder mensen met een Turkse, Marokkaanse, Ghanese, Creools-Surinaamse en Hindoestaans-Surinaamse achtergrond dan onder mensen met een Nederlandse achtergrond. Uit eerder onderzoek was al bekend dat met name Hindoestaanse Surinamers veel vaker diabetes hebben dan Nederlanders, maar nu blijkt dat dit óók geldt voor andere etnische minderheidsgroepen. Voor al deze groepen geldt ook dat diabetes al op een veel jóngere leeftijd voorkomt, namelijk al 20 jaar eerder dan onder mensen met een Nederlandse herkomst.
De huidige richtlijnen voor huisartsen geven aan dat de huisarts extra bedacht moet zijn op diabetes vanaf 45 jaar, maar vanaf 35 jaar bij Hindoestaanse patiënten. Echter, deze HELIUS resultaten suggereren dat deze jongere leeftijd mogelijk óók zou moeten gelden voor mensen van Turkse, Marokkaanse, Ghanese en Creoolse herkomst.
Ervaren discriminatie en overgewicht
Uit enkele Amerikaanse studies is gebleken dat mensen die meer discriminatie vanwege hun afkomst ervaren, ook vaker overgewicht hebben. Binnen de HELIUS studie hebben we onderzocht of dit ook zo is in Nederland. Wij vonden dit alleen bij Surinaamse vrouwen, en Marokkaanse en Turkse mannen. Het maakte voor de resultaten niet uit welke maat voor overgewicht we gebruikten: gewicht of buikomvang.
We weten niet precies waarom in de ene groep discriminatie en overgewicht wel samengaan, en in de andere groep niet. Mogelijk zorgen beschermende factoren, zoals een sterk sociaal netwerk, er in sommige groepen voor dat het ervaren van discriminatie toch geen invloed heeft op het gewicht. Of er zijn verschillen tussen de groepen in het biologische mechanisme (bijvoorbeeld vrijkomen van stress hormonen) bij het ervaren van discriminatie. Verder onderzoek is belangrijk om dit beter te begrijpen.
Ervaren etnische discriminatie en depressieve klachten: Wat is de rol van ‘mastery’?
Eerder lieten resultaten van de HELIUS studie zien dat mensen die meer discriminatie wegens hun afkomst ervaren, vaker depressieve klachten hebben (Ikram et al 2015). ‘Mastery‘ is de mate in hoeverre iemand het gevoel heeft controle te hebben over het leven. Uit de resultaten van nieuw HELIUS onderzoek is gebleken dat mensen die méér het gevoel hebben in controle te zijn over hun eigen leven, minder kans hebben om depressieve klachten te hebben als zij discriminatie ervaren. Het onderzoek laat tegelijkertijd zien dat het ervaren van discriminatie iemands gevoel controle te hebben over zijn of haar leven kan aantasten. Een lager gevoel van controle kan er vervolgens toe leiden dat iemand meer depressieve klachten ervaart. Dit onderzoek laat zien hoe complex de wisselwerking tussen maatschappelijke invloeden, psychologische factoren en geestelijke gezondheid is. We hopen de komende jaren meer inzicht in die complexiteit te krijgen, om uiteindelijk aanbevelingen te kunnen doen over hoe de mentale gezondheid van de bevolking te bevorderen.
Referentie:A Slotman, MB Snijder, UZ Ikram, AH Schene AH, GW Stevens. The role of mastery in the relationship between perceived ethnic discrimination and depression: the HELIUS study. Cultur Divers Ethnic Minor Psychol 2017;23:200-208.
Centrale bloeddruk en weerkaatsing van de bloeddrukgolf
Het is algemeen bekend dat een hoge bloeddruk het risico op hart- en vaatziekten verhoogt. Normaal wordt de bloeddruk in de bovenarm gemeten. Echter, de bloeddruk is niet overal in het lichaam gelijk. De bloeddruk in de bovenarm kan dus verschillen met de bloeddruk op een andere plek in het lichaam. De bloeddruk gemeten bij het hart, ofwel de centrale bloeddruk, wordt doorgaans niet in de huisartsenpraktijk gemeten, maar is mogelijk een betere voorspeller voor hart- en vaatziekten dan de bloeddruk gemeten aan de bovenarm.
De oorzaak van verschillen in bloeddruk op verschillende plekken in het lichaam is de weerkaatsing van de bloeddrukgolf. Met elke hartslag wordt er bloed het lichaam ingepompt die een bloeddrukgolf veroorzaakt, en deze bloeddrukgolf wordt door de vaten weerkaatst (vergelijkbaar met een watergolf die wordt weerkaatst tegen de waterkant). Een toegenomen weerkaatsing van de bloeddrukgolf gaat ook gepaard met een verhoogd risico op hart- en vaatziekten, maar hangt ook samen met een korte lichaamslengte.
Met de huidige technieken is het mogelijk om met behulp van een band om de bovenarm zowel de bloeddruk bij het hart als de weerkaatsing van de bloeddrukgolf te meten. Dit hebben wij in het HELIUS onderzoek gedaan. Wij vonden dat de centrale bloeddruk het hoogst was bij de Ghanese deelnemers. De bloeddrukgolf weerkaatsing was het hoogst bij de Hindoestaans-Surinaamse deelnemers; maar dit kwam vooral door hun kortere lichaamslengte.
We weten dat hart- en vaatziekten vaker voorkomen onder etnische minderheidsgroepen. Dit onderzoek laat zien dat dit mogelijk komt doordat zij een hogere centrale bloeddruk en kortere lichaamslengte hebben.
Het vóórkomen van het Humaan papillomavirus (HPV)
Baarmoederhalskanker wordt door humaan papillomavirus (HPV) veroorzaakt. De overgrote meerderheid (80%) van vrouwen (en mannen) raakt via seksueel contact ooit besmet met dit virus. Het afweersysteem ruimt het virus bijna altijd zelf op, maar soms helaas niet. In Nederland wordt baarmoederhalskanker vaker gevonden onder vrouwen met een niet-Nederlandse afkomst. Daarom verwachten we dit virus vaker aan te treffen bij vrouwen van niet-Nederlandse afkomst dan bij vrouwen van Nederlandse afkomst. We hebben dit onderzocht in het HELIUS onderzoek. Vrouwen leverden een zelf-afgenomen vaginaal monster waarin HPV werd gemeten.
In tegenstelling tot wat we verwachtten, bleek dat HPV juist het meest voorkwam bij vrouwen met een Nederlandse afkomst en het minst voorkwam bij vrouwen met een Hindoestaans-Surinaamse afkomst. Het lijkt daarom onwaarschijnlijk dat baarmoederhalskanker vaker voorkomt in vrouwen met een niet-Nederlandse afkomst doordat ze vaker besmet zijn met HPV. Verder onderzoek is daarom nodig om de oorzaken van verschillen in baarmoederhalskanker tussen groepen vrouwen van verschillende afkomst in Nederland te verklaren. Verschil in deelname aan het bevolkingsonderzoek naar baarmoederhalskanker zou zo’n mogelijke verklaring kunnen zijn.
Kort slapen en elasticiteit van iemands bloedvaten
In eerder onderzoek vonden we dat deelnemers van niet-Nederlandse afkomst vaker kort slapen dan Nederlandse deelnemers (Anujuo et al 2014). Kort slapen betekent minder dan 7 uur per nacht. Mensen die korter slapen hebben over het algemeen vaker overgewicht, diabetes (suikerziekte), hypertensie (hoge bloeddruk) en een verhoogd cholesterol (Anujuo et al 2015). Dit zijn allemaal risicofactoren voor hart- en vaatziekten.Nu hebben we binnen HELIUS onderzocht of kort slapen ook samenhangt met de elasticiteit van iemands bloedvaten. Een verminderde elasticiteit van de wanden van de bloedvaten is mogelijk een belangrijke schakel in het ontstaan van hart- en vaatziekten. Maar, in tegenstelling tot onze verwachting, vonden wij in HELIUS geen aanwijzingen dat kort slapen samenhangt met verminderde elasticiteit van de vaten. Dit onderzoek heeft ons daarom helaas niet meer inzicht gegeven in of mensen die kort slapen als gevolg daarvan een hogere kans hebben om hart- en vaatziekten te krijgen.
Hoge bloeddruk bij mensen met diabetes
Mensen die diabetes (suikerziekte) hebben, hebben vaak ook een verhoogde bloeddruk, zo blijkt uit onderzoek onder de Nederlandse bevolking. Wij hebben onderzocht of dit ook zo is bij deelnemers van niet-Nederlandse afkomst. Ook hebben we onderzocht of bij diabetespatiënten uit deze bevolkingsgroepen het goed lukt de hoge bloeddruk te verlagen als zij hiervoor medicijnen krijgen.Vooral diabetespatiënten van Creools-Surinaamse en Ghanese afkomst bleken vaak ook een hoge bloeddruk te hebben (ruim 80%). Vaker dan diabetespatiënten met een Nederlandse achtergrond (70%). Ondanks dat al deze patiënten even vaak hiervoor bloeddrukmedicijnen krijgen als het nodig is, bleek de bloeddruk bij veel patiënten toch nog verhoogd, met name onder de deelnemers met een niet-Nederlandse afkomst. Zo bleek dat van degenen die medicijnen tegen hoge bloeddruk gebruikten, slechts 37% van de Creoolse Surinamers en 29% van de Ghanezen daadwerkelijk een goede bloeddruk heeft. In mensen met een Nederlandse afkomst was dat hoger, namelijk 51%.
In vervolgonderzoek moet worden nagegaan wat de redenen zijn waarom het vaak niet lukt om de hoge bloeddruk omlaag te krijgen onder diabetes patiënten van niet-Nederlandse afkomst. Die kennis is nodig om de gezondheidszorg voor alle bevolkingsgroepen te verbeteren.
Ervaren discriminatie en het metabool syndroom
Een grote buikomtrek, een verhoogd bloedsuiker, een verhoogde bloeddruk en verhoogde vetten in het bloed (cholesterol) verhogen de kans dat iemand hart- en vaatziekten ontwikkelt. Als iemand meerdere van deze risicofactoren tegelijkertijd heeft, wordt dit ook wel ‘metabool syndroom’ genoemd. In de HELIUS studie kwam het metabool syndroom voor bij ruim 30% van de Amsterdammers met een Creoolse, Ghanese en Marokkaanse afkomst, en bij ruim 40% onder Amsterdammers van Hindoestaanse en Turkse afkomst. Stress is een mogelijke oorzaak van het metabool syndroom. Stress kan bijvoorbeeld ontstaan wanneer iemand discriminatie ervaart. Wij vonden inderdaad dat Amsterdammers van Hindoestaanse, Creoolse en Marokkaanse afkomst die discriminatie ervaren ook vaker aan het metabool syndroom lijden. Onder de Amsterdammers van Turkse en Ghanese afkomst werd deze relatie echter niet gevonden.
De voeding van Hindoestaanse Surinamers
Voeding is van grote invloed op de gezondheid. In HELIUS onderzoeken we de voedingsgewoonten van verschillende bevolkingsgroepen, om zo voorlichting ‘op maat’ te kunnen ontwikkelen. In een eerdere studie van Sturkenboom et al. vonden we dat mensen van Surinaamse afkomst over het algemeen een “Surinaams” eetpatroon behouden, ook als men al lang in Nederland woont of zich Nederlands voelt.
In een vervolgonderzoek hebben we binnen de Surinaamse bevolking specifieker gekeken naar de voeding van Hindoestaanse Surinamers. We vonden dat voedingsmiddelen die kenmerkend zijn voor de Hindoestaanse keuken (zoals rijst, roti en kip) in deze bevolkingsgroep nog veel worden gegeten, ook door degenen die al een lange tijd in Nederland wonen. Maar, tweede generatie migranten (kinderen van migranten, in Nederland geboren) en degenen die meer de Nederlandse cultuur hebben overgenomen eten wel meer basisvoedingsmiddelen die niet “Surinaams” zijn, zoals aardappelen en pasta.
Dit onderzoek laat opnieuw zien dat voedingsmiddelen die in de Surinaamse keuken veel gebruikt worden, nog steeds belangrijk zijn in het dagelijkse eetpatroon van Amsterdammers van Surinaamse afkomst. De voorlichting die in Nederland over gezonde voeding gegeven wordt, moet daarmee rekening houden.
Wat kan depressieve klachten door discriminatie voorkomen?
Eerder hebben wij binnen de HELIUS studie al aangetoond dat groepen van niet-Nederlandse herkomst meer depressieve klachten hebben, en dat dit deels samenhangt met het ervaren van discriminatie (UZ Ikram, et al. 2015). Maar niet iedereen die gediscrimineerd wordt krijgt depressieve klachten. Of je die klachten krijgt is afhankelijk van een aantal omstandigheden. Wij vonden bij mensen:
- die zich sterk verbonden voelen met anderen uit het land waar zij vandaan kwamen (met een sterke etnische identiteit),
- met een uitgebreid sociaal netwerk bestaande uit vooral mensen met dezelfde etnische identiteit, of
- die religieus zijn,
dat de samenhang tussen discriminatie en depressieve klachten minder sterk is. Oftewel, deze mensen hebben minder kans om depressieve klachten te krijgen als zij worden gediscrimineerd dan mensen die een minder uitgebreid sociaal netwerk hebben. Je zou kunnen zeggen dat deze omstandigheden mensen helpen om om te gaan met discriminatie. Bijvoorbeeld doordat iemand met vrienden kan praten over wat hij of zij heeft meegemaakt. Wij vonden ook dat de samenhang tussen discriminatie en depressieve klachten verschilde per etnische groep. Dit wijst erop dat de verschillende groepen van niet-Nederlandse achtergrond anders omgaan met hun ervaringen met discriminatie.
2015
Diabetes bij mensen met een Afrikaanse achtergrond
Type 2 diabetes (suikerziekte) komt meer voor bij met een Afrikaanse achtergrond. Uit het HELIUS onderzoek blijkt dat zowel Ghanezen als Creoolse Surinamers vaker diabetes hebben dan mensen met een Nederlandse achtergrond. Als we de Afrikaanse groepen onderling vergelijken, dan zien we dat Ghanese mannen meer diabetes hebben dan Creools-Surinaamse mannen. Overgewicht en obesitas (ernstig overgewicht) zijn belangrijke oorzaken van type 2 diabetes. HELIUS heeft onderzocht of de verschillen in diabetes tussen Nederlandse, Creools-Surinaamse en Ghanese deelnemers verklaard kunnen worden door verschillen in gewicht tussen de groepen. Dit bleek echter maar een klein deel van de verschillen in diabetes tussen de groepen te verklaren. Er moet daarom een andere verklaring zijn voor het hoge voorkomen van diabetes bij Afrikaanse groepen en met name Ghanese mannen. Meer onderzoek is nodig naar de exacte oorzaken, zoals de bijdrage van voeding en beweging. Ondertussen moeten huisartsen erop bedacht zijn dat Afrikaanse groepen in Amsterdam een grotere kans hebben om diabetes te hebben.
Chronisch nierfalen komt vaker voor bij mensen van niet-Nederlandse achtergrond
Uit de HELIUS studie blijkt dat chronisch nierfalen vaker voorkomt bij deelnemers van niet-Nederlandse achtergrond. Chronisch nierfalen betekent dat de nieren minder goed werken: het bloed wordt minder goed gezuiverd en er lekken eiwitten uit het bloed in de urine. Chronisch nierfalen kan op lange termijn leiden tot gezondheidsproblemen zoals hart- en vaatziekten. De uitkomst van dit onderzoek wijst op de noodzaak om bij minderheidsgroepen meer bedacht te zijn op de aanwezigheid van chronisch nierfalen. In de huisartspraktijk moet in deze bevolkingsgroepen mogelijk eerder en vaker hierop gescreend worden. In vervolgonderzoek zal worden gekeken wat de oorzaak is van deze verschillen in nierfalen tussen groepen. Ook zal onderzocht worden in hoeverre het verhoogde risico op hart- en vaatziekten in een aantal minderheidsgroepen mogelijk veroorzaakt wordt doordat nierfalen meer voorkomt.
Werkomstandigheden en mentale gezondheid
Sommige bevolkingsgroepen hebben meer last van mentale problemen, zoals depressieve klachten, dan andere. Ongunstige omstandigheden op het werk, zoals het werk niet kunnen onderbreken als dat nodig is, of niet zelf kunnen beslissen wanneer een vrije dag wordt opgenomen, zouden hierbij een rol kunnen spelen.
Onder de werkende populatie in HELIUS bleken Turkse, Marokkaanse en Hindoestaans-Surinaamse deelnemers vaker mentale problemen te hebben dan Ghanese, Creools-Surinaamse en Nederlandse deelnemers. Dit bleek inderdaad samen te hangen met het hebben van onvoldoende mogelijkheden om tijdens en na het werk te herstellen van de inspanningen.
Kort slapen gaat samen met meer risicofactoren voor hart- en vaatziekten
In eerder HELIUS onderzoek vonden we dat deelnemers mensen van niet-Nederlandse afkomst vaker kort slapen (minder dan 7 uur per nacht) dan Nederlandse deelnemers. Nu hebben we gevonden dat mensen die kort slapen over het algemeen vaker overgewicht, diabetes (suikerziekte), hypertensie (hoge bloeddruk) en een te hoog cholesterol hebben. Dit zijn allemaal risicofactoren voor hart- en vaatziekten.
Het verschilt echter wel per bevolkingsgroep welke risicofactor meer voorkomt bij kort slapen: bijvoorbeeld, bij Nederlandse deelnemers die kort slapen komt met name meer overgewicht voor, terwijl bij Turkse deelnemers die minder dan 7 uur per nacht slapen zowel overgewicht als diabetes en hypertensie meer voorkomen. Onder Ghanese deelnemers bleek kort slapen, tegen onze verwachting in, niet samen te gaan met meer risicofactoren. Mogelijk kunnen sommige bevolkingsgroepen beter omgaan met korte slaap dan andere.
Longziekten en depressieve klachten
Mensen met een longziekte (astma, COPD) hebben een hogere kans op het krijgen van een depressie, bijvoorbeeld doordat zij minder kunnen werken of minder makkelijk leuke activiteiten kunnen doen. In sommige bevolkingsgroepen gaat men anders om met het hebben van een ziekte dan in andere. Er is bijvoorbeeld meer of minder begrip voor mensen met een ziekte. Wij hebben daarom onderzocht of patiënten met een longziekte in sommige bevolkingsgroepen vaker depressieve klachten hebben dan in andere. In ons onderzoek bleek dat niet het geval. Iedereen met een longziekte had meer depressieve klachten dan mensen zonder een longziekte, ongeacht iemands afkomst. Dat neemt niet weg dat alle mensen met een niet-Nederlandse achtergrond, met of zonder longziekte, meer depressieve klachten hadden dan mensen van autochtone afkomst. Aan longartsen wordt geadviseerd om actief op te letten of patiënten mogelijk een depressie hebben.
Spieren en diabetes
Het vóórkomen van diabetes (suikerziekte) verschilt tussen groepen met een verschillende herkomst. Zo heeft ‘maar’ 3,7% van de Nederlandse HELIUS deelnemers diabetes, terwijl de ziekte veel meer voorkomt bij bijvoorbeeld Hindoestaans-Surinaamse deelnemers (19,5%). Handknijpkracht is een maat voor de spierfunctie en spiermassa en veroorzaakt mogelijk deels deze verschillen in diabetes. Wij vonden in HELIUS inderdaad dat de maximale handknijpkracht het hoogst was bij de Nederlandse en het laagst bij de Hindoestaans-Surinaamse deelnemers. Ook bleek dat bij mensen met een lage handknijpkracht veel vaker diabetes werd gevonden dan bij mensen met een hoge handknijpkracht. Echter, het verband tussen handknijpkracht en diabetes was niet sterk genoeg om de grote verschillen in diabetes tussen groepen met een verschillende herkomst te kunnen verklaren. Dit moedigt ons aan om verder onderzoek te doen naar de oorzaak van het extreem vaak voorkomen van diabetes in bijvoorbeeld de Hindoestaans-Surinaamse bevolking in Nederland.
Welke voedingspatronen hangen samen met een hoger risico op diabetes?
Ongezonde voeding is een belangrijke risicofactor voor een aantal chronische ziekten, zoals hart- en vaatziekten en diabetes (suikerziekte). In HELIUS is onderzocht welke voedingspatronen samenhangen met diabetes in mensen met een verschillende achtergrond. Een ‘klassiek’ Westers voedingspatroon bestaat uit hoge inneming van rood vlees en snacks, en een lage inneming van voedingsvezels (volkoren producten). Dit voedingspatroon bleek bij mensen met een Nederlandse achtergrond samen te hangen met een verhoogde bloedsuikerspiegel (een indicator van het risico op diabetes). Deze samenhang was echter minder duidelijk zichtbaar bij deelnemers van Surinaamse, Turkse of Marokkaanse afkomst. Binnen die groepen bleken andere, deels etnisch specifieke voedingsmiddelen, bijvoorbeeld roti bij Hindoestanen en couscous bij Marokkanen, ook een rol te spelen in het risico op diabetes. Het hoge diabetes risico bij mensen met een niet-Nederlandse afkomst is niet terug te voeren op het eten van een ‘klassieke’ Westers voedingspatroon.
Sociaaleconomische status speelt geen rol bij het voedingspatroon van Surinamers
Het is bekend dat mensen met een hoge sociaaleconomische status over het algemeen gezonder eten dan mensen met een lage sociaaleconomische status. Eerder hadden we in HELIUS al gevonden dat mensen met een Surinaamse achtergrond een ander voedingspatroon hebben dan mensen met een Nederlandse achtergrond (zie Sturkenboom et al 2015). Nu hebben we onderzocht of deze verschillen in voedingspatronen misschien veroorzaakt worden door verschillen in sociaaleconomische status tussen Surinamers en Nederlanders. Dit bleek niet het geval. Mensen van Nederlandse afkomst aten zoals verwacht meer fruit en groenten en minder rood vlees en snacks naarmate de sociaaleconomische status hoger was. Echter, sociaaleconomische status leek minder een rol te spelen in het voedingspatroon van mensen van Surinaamse afkomst. Ongeacht sociaaleconomische status bleven Surinamers sterk vasthouden aan een ‘Surinaams’ voedingspatroon dat zich kenmerkt door hoge inname van rijst- en bami gerechten, kip, vis, maar ook frisdrank. Het leek er wel op dat Surinamers meer fruit en groenten aten naarmate de sociaaleconomische status hoger was.
Verminderde elasticiteit van de vaatwanden
Naarmate men ouder wordt worden de vaatwanden minder soepel, oftewel minder elastisch. Er wordt gedacht dat deze verminderde elasticiteit van de vaatwanden een belangrijk mechanisme is waardoor hart- en vaatziekten ontstaan. In HELIUS vonden we dat Ghanese, Creools-Surinaamse en Hindoestaans-Surinaamse deelnemers, groepen waarin hart- en vaatziekten meer voorkomen, inderdaad minder soepele vaten lijken te hebben dan de Nederlandse deelnemers. Deze verminderde elasticiteit in de vaatwanden ten opzichte van de Nederlanders komt vooral naar voren op een leeftijd boven de 35 jaar en lijkt grotendeels veroorzaakt te worden doordat in deze groepen meer hoge bloeddruk voorkomt. Deze studie ondersteunt het vermoeden dat het grotere risico op hart- en vaatziekten in sommige etnische groepen mogelijk loopt via het verstijven van de bloedvaten.
Verschilt de voeding tussen mensen met een Surinaamse en een Nederlandse achtergrond?
Voeding is van grote invloed op de gezondheid. Daarom is binnen HELIUS onderzocht of er verschillen zijn in de voeding tussen mensen met een Surinaamse en een Nederlandse achtergrond. Ook is onderzocht of de voeding van de Surinamers meer lijkt op die van de Nederlanders naarmate zij langer in Nederland wonen of zich meer Nederlands voelen. Uit het onderzoek komt dat mensen met een Nederlandse achtergrond een voedingspatroon hebben waar veel pasta, rood vlees en snacks in voorkomen. Mensen met een Surinaamse achtergrond hebben een heel ander voedingspatroon. Dit patroon kenmerkt zich door veel rijst- en noodlegerechten, kip, vis, maar ook frisdrank. Men zou verwachten dat Surinamers die al langer in Nederland wonen en zich meer Nederlands voelen, ook meer zoals de Nederlanders zijn gaan eten, maar dit was niet het geval. Uit het onderzoek blijkt dat mensen van Surinaamse afkomst over het algemeen genomen hun “Surinaamse” eetpatroon behouden.
Hoge bloeddruk: bewustzijn en behandeling
Niet iedereen met een hoge bloeddruk is zich ervan bewust dat zijn bloeddruk te hoog is, waardoor deze ook niet behandeld wordt. Als de hoge bloeddruk wel wordt behandeld, lukt het niet altijd om de bloeddruk te verlagen. Ruim 10 jaar geleden vonden we in de SUNSET studie dat hoge bloeddruk meer voorkwam onder Surinaamse deelnemers dan in Nederlandse deelnemers. Daarnaast bleek dat Surinamers zich minder vaak bewust waren van deze hoge bloeddruk en dat deze minder vaak effectief behandeld werd dan in Nederlanders. Uit recent HELIUS onderzoek is nu gebleken dat hoge bloeddruk in alle onderzochte niet-Nederlandse groepen (Marokkanen, Turken, Ghanezen, Surinamers) meer voorkomt dan onder de Nederlandse deelnemers. Ten opzichte van 10 jaar geleden is men zich nu echter vaker bewust van de hoge bloeddruk en wordt deze ook beter behandeld. De niet-Nederlandse groepen zijn zich zelfs vaker bewust van het feit dat zij een hoge bloeddruk hebben dan de Nederlanders en krijgen ook vaker bloeddruk medicatie. Desondanks lukt het minder goed dan in de Nederlanders om de bloeddruk onder controle te krijgen. Verder onderzoek is nodig om uit te zoeken waar dit aan ligt.
Gebruik van gezondheidszorg in land van herkomst
Naast de Nederlandse zorg, maken Nederlanders van niet-Westerse afkomst ook gebruik van de zorg in het land van herkomst. Uit HELIUS blijkt dat zorggebruik in het land van herkomst varieert per herkomstgroep: 4% van de Surinaamse groep tot 21% van de Turkse groep heeft afgelopen jaar gebruik gemaakt van zorg in het land van herkomst. De belangrijkste motieven voor zorggebruik zijn: nieuw ontstane klachten of verergering van bestaande klachten, ontevredenheid met de zorg in Nederland en/of een second opinion. De Turkse groep valt ten opzichte van de andere herkomstgroepen op door hogere percentages voor de motieven ontevredenheid met de zorg in Nederland (19%) en second opinion (19%). Tot slot blijkt in meer dan 50% van alle gevallen dat eerst een Nederlandse arts wordt geraadpleegd voor dezelfde klacht(en). Vervolgonderzoek is nodig naar de verklaring van de motieven in de Turkse groep, en naar de gevolgen van zorggebruik in het land van herkomst op de gezondheid en zorggebruik in Nederland.
Ervaren discriminatie en depressieve klachten
De HELIUS studie laat zien dat depressieve klachten het meest voorkomen bij Turkse en Hindoestaans-Surinaamse deelnemers (namelijk 24% en 19%), en het minst bij autochtone Nederlandse deelnemers (6%). Creools-Surinaamse en Ghanese Amsterdammers zitten er tussenin. Dat groepen van niet-Nederlandse herkomst meer depressieve klachten hebben, hangt deels samen met het ervaren van discriminatie. Onze studie wijst erop dat het aantal mensen dat depressieve klachten heeft met ongeveer eenkwart zou kunnen afnemen, als men geen discriminatie zou ervaren.Deze studie moedigt ons aan om meer onderzoek te doen naar de impact van ervaren discriminatie op gezondheid.
2014
Verschillen in het aantal uren slaap
Uit eerder onderzoek is gebleken dat het aantal uren dat men per nacht slaapt van invloed is op de gezondheid. Zo hebben mensen die korter slapen mogelijk een hogere kans om hart- en vaatziekten te ontwikkelen. Daarom is het slaappatroon van deelnemers van het HELIUS onderzoek bestudeerd. Deelnemers van niet-Nederlandse afkomst rapporteren 2 tot 3 keer zo vaak als autochtone Nederlanders dat zij gemiddeld minder dan 7 uur per nacht slapen. Zo slaapt 15 % van de Nederlandse mannen korter dan 7 uur per nacht, ten opzichte van 29% tot 50% van de mannen met een niet-Nederlandse achtergrond. Voor vrouwen werden vergelijkbare verschillen gevonden. Deze resultaten geven aanleiding om verder onderzoek te doen naar de rol van slaap in het ontstaan van gezondheidsverschillen tussen bevolkingsgroepen.
Hoger risico op het ontwikkelen van hypertensie in mensen met Surinaamse achtergrond
Een deel van de Nederlandse en Surinaamse deelnemers van het HELIUS onderzoek heeft zo’n 10 jaar geleden ook al mee gedaan aan een gezondheidsonderzoek (de SUNSET studie). De gegevens uit de SUNSET studiezijn gecombineerd met recente metingen van het HELIUS onderzoek. Hieruit is gebleken dat mensen met overgewicht, en mensen die sneller toenemen in gewicht, gedurende 10 jaar vaker hypertensie (te hoge bloeddruk) ontwikkelen dan mensen zonder overgewicht, of die minder toenemen in gewicht. Daarnaastwerd gevondendat mensen met een Surinaamse achtergrond die 10 jaar geleden een normale bloeddruk hadden,10 jaarlater twee- tot driemaal zo vaak hypertensie bleken te hebben dan Nederlandse deelnemers. Dit kwam echter maar voor een klein deel door verschillen in overgewicht of gewichtstoename tussen de groepen. Deze resultaten zullen naar zorgverleners worden gecommuniceerd. Mogelijkmoet zorg ter preventie van hypertensie onder Surinaamse Nederlanders hierop aangepast worden.
Pre-diabetes geeft hoger risico op diabetes bij mensen met Surinaamse achtergrond
Een deel van de deelnemers van het HELIUS onderzoek heeft zo’n 10 jaar geleden ook al mee gedaan aan een gezondheidsonderzoek (de SUNSET studie). De gegevens uit de SUNSET studie zijn gecombineerd met recente metingen van het HELIUS onderzoek. Hieruit is gebleken datHindoestaans-Surinaamse deelnemers die 10 jaar geleden al iets verhoogde bloedsuikerwaarden hadden (zogenaamde pre-diabetes, een mogelijk voorstadium van diabetes), zo’n 10 jaar later vijf- tot zesmaal zo vaak diabetes bleken te hebben dan Nederlandse deelnemers met pre-diabetes. Bij Creools-Surinaamse deelnemers met pre-diabetes was dat risico tweemaal zo hoog dan bij Nederlandse deelnemers. Dit was zelfs het geval wanneer rekening gehouden werd met verschillen in leeftijd, geslacht en overgewicht tussen deze groepen. Deze resultaten zullen we naar zorgverleners communiceren. Mogelijk moet de zorg ter preventie van diabetes onder Surinaamse Nederlanders hierop aangepast worden.